ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0143 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.468verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0143
Datum uitspraak: 24-02-2009
Datum publicatie: 27-02-2009
Zaaknummer(s): 2008.468verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 februari 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer  468.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 30 september 2008 (zaaknummer 279.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 10 oktober 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 16 oktober 2008 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 januari 2009 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 24 februari 2009.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Ten onrechte is in de beslissing van de voorzitter onder de feiten vermeld dat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 15 mei 2008 aan het UWV heeft laten weten dat beslaglegging niet langer nodig is.

De gerechtsdeurwaarder heeft deze brief niet meegestuurd bij zijn verweerschrift. Het is dus de vraag of die brief wel is verzonden. Ten onrechte is onder de feiten vermeld dat de gerechtsdeurwaarder klager een brief d.d. 16 mei 2008 heeft gestuurd. Klager heeft deze brief pas ontvangen als bijlage bij de brief d.d. 4 juni 2008 van de gerechtsdeurwaarder. Ook de brief van 27 juni 2008, onder de feiten sub f vermeld, heeft klager niet ontvangen maar heeft hij voor het eerst gezien als bijlage bij het verweerschrift. Het was aan de gerechtsdeurwaarder om het beslag tijdig stop te zetten. De gerechtsdeurwaarder heeft dat niet gedaan en heeft dus onzorgvuldig gehandeld.  

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze ten onrechte beslag heeft gelegd op het vakantiegeld en op zijn ziektewetuitkering in mei en juni 2008. Klager vermoedt dat de gerechtsdeurwaarder dit moedwillig heeft gedaan omdat de Nationale Ombudsman recent een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder gedeeltelijk gegrond heeft verklaard.

2.2 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat hij te veel kosten heeft berekend. De onkostenspecificatie wordt verder niet toegelicht, de verdeelkosten zijn niet conform de vaste tarieven en de kosten voor beslaglegging en betekening worden maar liefst drie keer in rekening gebracht zonder enige uitleg.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.2 De voorzitter heeft daartoe onder meer overwogen dat niet gebleken was dat de gerechtsdeurwaarder enig verwijt treft van de inhoudingen door het UWV in mei en juni 2008. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder er niet aan heeft willen meewerken om de bedragen terug te betalen.

5.3 Tot slot is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder te veel kosten aan klager in rekening heeft gebracht. Van klager had verwacht mogen worden dat hij gespecificeerd had meegedeeld welke kostenposten niet juist zijn en waarom. De overgelegde specificatie van de gerechtsdeurwaarder was niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm en de gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brieven van 4 juni en 27 juni 2008 deze kosten adequaat toegelicht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De brief van 15 mei 2008 zit inderdaad niet bij het verweerschrift en de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat hij die niet bij zich had. Deze brief is vermeld in de brief van de Nationale Ombudsman van 15 juli 2008 die door de gerechtsdeurwaarder bij zijn verweer is overgelegd. Omdat die brief een beantwoording is van de brief van klager van 16 juni 2008 is door de voorzitter aangenomen dat de gerechtsdeurwaarder inderdaad op 15 mei 2008 het UWV bij brief om stopzetting van het beslag heeft verzocht.

6.2 Of deze brief nu wel of niet is verstuurd en klager twee brieven van de gerechtsdeurwaarder pas later heeft ontvangen, kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Dat is ook niet van belang, omdat dit niet afdoet aan het oordeel van de voorzitter dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder enig verwijt treft van de inhoudingen door het UWV in de maanden mei en juni 2008. Het is aan de derde beslagene, in dit geval het UWV, om bij een beslaglegging de inhoudingen stop te zetten zodra het bedrag waarvoor het beslag is gelegd is afgedragen. Dat dit niet direct is gebeurd, valt de gerechtsdeurwaarder dus niet te verwijten.

6.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer verder niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Het verzet is dan ook ongegrond.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. G.H.I.J. Hage en J. Smit (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.