ECLI:NL:TVVTPVV:2008:YE0002 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer KHV0108

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2008:YE0002
Datum uitspraak: 30-10-2008
Datum publicatie: 30-10-2008
Zaaknummer(s): KHV0108
Onderwerp: Voedselkwaliteit
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: De classificatie van geslachte runderen is niet uitgevoerd door een classificateur van een door het bestuur van het PVV aangewezen classificatieorganisatie. Geen goede werkverhouding tussen classificateur en betrokkene. Classificatie is door de slachter zelf uitgevoerd. Veroordeling wegens weigeren medewerking te verlenen aan classificateur, en onjuist uitgevoerde classificatie: geldboete.

1. Procedure

De zaak is namens de Voorzitter van het Productschap Vee en Vlees (PVV)  aanhangig gemaakt bij het Tuchtgerecht door middel van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie en door overlegging van een  berechtingsrapport, dat van de zijde van de BV Controlebureau Dierlijke Sector (CBD) is opgemaakt. Het Tuchtgerecht heeft de zaak behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort op 14 oktober 2008 en heeft heden uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

In zijn schriftelijke verklaring verwijt de voorzitter van het PVV betrokkene, dat:

  • Op 4 februari 2008 door betrokkenen 29 runderen zijn geslacht zonder dat deze runderen, direct na de slachting en uiterlijk binnen 60 minuten na het begin van het slachtproces, administratief  en technisch geclassificeerd zijn door het CBS;

  • Op 5 februari 2008 door betrokkenen 43 runderen zijn geslacht zonder dat deze runderen, direct na de slachting en uiterlijk binnen 60 minuten na het begin van het slachtproces, administratief en technisch geclassificeerd zijn door het CBS;

  • Naar aanleiding van de op 4 en 5 februari 2008 29 respectievelijk 43 geslachte runderen door betrokkenen zelf zijn geclassificeerd, en dat vervolgens is nagelaten aan meerdere handelaren, dan wel afnemers, duidelijk te maken dat in strijd met de Verordening is geslacht en geclassificeerd;

  • Op of omstreeks 7 februari 2008 is geconstateerd dat door betrokkene, aan de classificateur de toegang is geweigerd, alsmede dat geweigerd is aan de classificateur de vereiste medewerking te verlenen om de werkzaamheden als classificateur goed te kunnen verrichten. In ieder geval is het voor de classificateur onmogelijk gemaakt zijn classificatiewerkzaamheden op 4 en 5 februari 2008 uit te voeren.

3. Verklaring betrokkene

Gemachtigde heeft namens betrokkene ter terechtzitting het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: “Op 10 augustus 2007 was ik aanwezig op het bedrijf van betrokkene, waar ik ook koeien laat slachten. Ik heb gezien hoe de classificateur, de heer [A], werkt. Hij stelt zich wat dominant en autoritair op en dat valt niet goed bij het bedrijf van betrokkene. Soms zijn betrokkene en de heer [A] het niet eens over de wijze waarop de heer [A] het weegbriefje heeft ingevuld, maar dan bestaat er bij hem niet de ruimte om daarover in overleg te treden. Hij heeft op enkele weegkaartjes “afgekeurd” ingevuld, terwijl daartoe geen aanleiding bestond. Dan begrijpt hij de werkwijze van betrokkene niet. Hij is daarop aangesproken door de heer [B]. Laatstgenoemde is niet in loondienst van betrokkene doch zelfstandig vee- en vleeshandelaar te [locatie vestiging]. Hij laat veel van zijn aangekochte koeien slachten bij het bedrijf van betrokkene. Daarnaast is de heer [B] verantwoordelijk voor een groot deel, circa 80% schat ik, van de inkoop van het bedrijf van betrokkene. Ik denk dat de problemen met de heer [A] zich met een andere classificateur minder gauw zouden voordoen.Het is niet juist dat alleen de heer [B] problemen heeft met de heer [A] als classificateur. Ook de directie van betrokkene wenst hem niet meer op het bedrijf. Ik heb gisteravond nog de slachtlijsten van betrokkene erop nageslagen: van de op 4 februari 2008 geslachte runderen, 29 in totaal, waren 16 runderen van betrokkene en 13 runderen van de heer [B]. Hoe de opbouw/verdeling op 5 februari 2008 lag, kan ik niet zeggen. Ik heb begrepen dat alle op 4 en 5 februari 2008 geslachte dieren door de heer [B] of door een medewerker van betrokkene zijn geclassificeerd. Dat is naar eer en geweten gebeurd. Hiervan zijn verschillende handelaren op de hoogte gebracht. Ik weet niet of dit aan alle afnemers is medegedeeld. Wij proberen de boel niet te flessen, zoals hier een beetje de indruk wordt gewekt. Ik begrijp niet waarom er niet een andere classificateur kan worden gestuurd als wij de werkwijze van de heer [A] niet aanvaardbaar vinden.

Ter zitting bevestigt gemachtigde desgevraagd de juistheid van het gestelde in het berechtingsrapport. Ook betrokkene geeft in zijn verklaring, opgenomen in bovenvermeld berechtingsrapport, aan dat op 4 en 5 februari 2008 aan classificateur, de heer [A], geen toegang is verleend tot het bedrijf.

4. De beoordeling van de feiten

Gelet op het vorenstaande staat naar het oordeel van het Tuchtgerecht vast dat betrokkene de hiervoor omschreven feiten heeft begaan, te weten:

a. Aan de classificateur is de toegang tot het bedrijf geweigerd, alsmede de medewerking om hem zijn werkzaamheden goed te laten verrichten.

b. De classificatie van geslachte runderen is niet uitgevoerd door een door het bestuur van het PVV aangewezen classificatieorganisatie.

Dit levert op een overtreding van:

a. Artikel 31, tweede en derde lid, van de Verordening slachting, weging en classificatie slachtrunderen 2003.

b. Artikel 20, eerste lid, van de Verordening slachting, weging en classificatie slachtrunderen 2003.

Wegens deze feiten kan, ingevolge artikel 33 van de Verordening slachting, weging en classificatie slachtrunderen 2003, een aldaar genoemde tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. Het Tuchtgerecht acht betrokkene strafbaar.

Het doel van de Verordening is, dat het gewicht (uitbetalingsgewicht) van de runderen door de verschillende slachterijen op een uniforme wijze wordt vastgesteld. Alsdan wordt een bijdrage geleverd aan de transparantie van de markt in de rundersector. Dit is enerzijds in lijn met de economische beginselen van eerlijke concurrentie en anderzijds een verplichte prijswaarneming die voortvloeit uit de EEG-Verordening, nr. 295/96. Om deze verplichtingen na te leven is het noodzakelijk dat de Verordening slachting, weging en classificatie slachtrunderen 2003 in het algemeen wordt nageleefd. Het toezicht op deze naleving geschiedt in de eerste plaats door medewerkers van toezichthoudende instanties.De verplichtingen omtrent slachting weging en classificatie zijn gebaseerd op EEG-Verordening nr. 1208/81, EEG verordening nr. 1186/90 en EEG-Verordening 344/91. Ten behoeve van een goede controle is het noodzakelijk dat er een zodanige administratie wordt gevoerd dat met zekerheid is vast te stellen welke dieren in de roes en welke in de kg zijn gekocht. Per dier moeten de daarbij behorende gegevens duidelijk zijn. Voor een goede administratieve controle is een bewaarplicht voor de documenten op basis waarvan handelingen zijn verricht opgenomen. Door in het onderhavige geval te weigeren aan de controle mee te werken verstoort betrokkene de marktdoorzichtigheid binnen de rundersector.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Het Tuchtgerecht heeft goede nota genomen van de verklaring van betrokkene, opgenomen in bovenvermeld berechtingsrapport, alsmede van de verklaring van gemachtigde ter zitting, en overweegt als volgt. De werkverhouding tussen betrokkene, de heer [B], en de classificateur, de heer [A] heeft in augustus 2007 geleid tot een conflictsituatie, waarin het classificeren van geslachte runderen conform de voorschriften werd bemoeilijkt. Naar aanleiding daarvan is op initiatief van het CBS een afkoelingsperiode ingesteld tussen augustus 2007 en februari 2008. Voorts is door het CBS aangeboden om gelijktijdig met de heer [A] een andere classificateur in te zetten. Dit voorstel is door betrokkene afgewezen. Uit de bijlagen bij het berechtingsrapport, een brief van de heer [C], directeur van het CBS, alsmede een verslag van de gang van zaken op het bedrijf van betrokkene in februari 2008, van de heer [D], regiomanager bij CBS, maakt het Tuchtgerecht op dat de heer [B] een niet onbelangrijke rol speelt bij de verslechterde werkrelatie tussen betrokkene en de classificateur, [A]. Betrokkene is echter zelf verantwoordelijk voor de naleving van de verordening. Deze verantwoordelijkheid neemt betrokkene ook nadrukkelijk, blijkens zijn verklaring in het berechtingsrapport. Daarin zegt hij dat niet alleen de heer [B], maar ook hijzelf en zijn broer de heer [A] niet meer op het bedrijf wensen. Uit het berechtingsrapport en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, is naar het oordeel van het Tuchtgerecht niet gebleken dat de heer [A] zijn werk als classificateur niet naar behoren dan wel afwijkend van de standaard werkwijze van CBS (zoals beschreven in bijlage IV van het berechtingsrapport) heeft uitgevoerd. Het CBS is als aangewezen classificatieorganisatie op grond van de Verordening slachting, weging en classificatie slachtrunderen (PVV) 2003 de organisatie die bepaalt welke classificateur op welk bedrijf de controle op slachting en weging uitvoert en niet de ondernemer. In het onderhavige geval is naar het oordeel van het Tuchtgerecht dan ook geen sprake van omstandigheden die rechtvaardigen dat betrokkene kon en mocht weigeren om medewerking te verlenen aan toegang tot het bedrijf en de werkzaamheden van classificateur, de heer [A]. Het feit dat betrokkene op 4 en 5 februari 2008 bij afwezigheid van een classificateur van het CBS zelf heeft (geslacht en vervolgens) geclassificeerd of doen classificeren door een niet-bevoegde classificateur, vormt een afzonderlijk strafbaar feit. Echter omdat deze overtreding samenhangt met de weigering om de classificateur op het bedrijf toe te laten (meerdaadse samenloop), besluit het Tuchtgerecht ter zake van deze tweede overtreding de helft van de -tweede- geldboete voorwaardelijk op te leggen.

6. Beslissing

Naar aanleiding van het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene, gelet op artikel 33 van de Verordening slachting, weging en classificatie (PVV) 2003 twee geldboetes worden opgelegd:

ter zake van a. € 500 (vijfhonderd euro), en

ter zake van b. € 500 (vijfhonderd euro), waarvan € 250 (tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen , voorzitter en  ing. J. Huiskes en B.J. Warmelink (leden), in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.