ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0031 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2908

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0031
Datum uitspraak: 18-12-2008
Datum publicatie: 22-12-2008
Zaaknummer(s): TPPE2908
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten een serotypering te laten uitvoeren bij Salmonella positieve monsters door een erkend laboratorium. Zorgvuldigheidseisen niet in acht genomen. Voor het overige aantoonbare zorgvuldige bedrijfsvoering. Relatief groot bedrijf. Geldboete grotendeels voorwaardelijk.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (hierna: CPE) heeft opgemaakt, naar aanleiding van een inspectie op het bedrijf van betrokkene. Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 2 december 2008 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 december 2008 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat de Salmonella positieve monsters vervolgens door een erkend laboratorium zijn geanalyseerd op de serotypes Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium.

3. Verklaring betrokkene

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven: “Mijn verklaring in het berechtingsrapport is correct weergegeven. De uitslagen van de negatief bevonden monsters, die na het positieve monster zijn genomen, heb ik meegenomen en kan ik u laten zien. Het betreft een monster van 17 juli 2008, dat betrekking heeft op hetzelfde koppel leghennen. Deze hennen zijn nu nog steeds op het bedrijf aanwezig. Wij hebben nog nooit een besmetting op ons bedrijf gehad. Dat komt onder meer omdat wij zeer consciëntieus te werk gaan en de dieren preventief vaccineren. Daarmee kun je Salmonella niet per definitie voorkomen, maar het helpt zeker. De verklaring van [de medewerker van het laboratorium] is onjuist. Wij hebben nog nooit overschoentjes naar het laboratorium gestuurd, dus als er een positief monster van overschoentjes is binnengekomen, dan kan dat niet van ons zijn geweest. Het feit dat alle monsters van ons bedrijf voor en na het positieve overschoentjesmonster negatief zijn bevestigt onze stellingname. Ik geef wel toe dat ik eerder had moeten reageren op de mijns inziens foutieve monsteranalyse. De mestmonsters neem ik altijd van de mestbanden die door de hele stal lopen. Deze mestmonsters zijn dus zeer representatief voor de hygiënestatus in mijn stallen. Daarnaast heb ik na het positieve overschoentjesmonster vrijwillig deelgenomen aan een eieronderzoek. Ook die uitslag was negatief. Door ons vaccinatieprogramma en onze zorgvuldige bedrijfsvoering heb ik altijd gemeend dat wij geen Salmonella konden krijgen. Daarom heb ik te weinig acht geslagen op de uitslag, en er te gemakkelijk vanuit gegaan dat die niet van mij kon zijn. Wij gaan zeer serieus met de regelgeving om en dit zal ook nooit meer gebeuren.”

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, het volgende strafbare feit heeft  plaatsgevonden:

“Nalaten een serotypering te laten uitvoeren bij Salmonellapositieve monsters door een erkend laboratorium.”

Dit levert op:

een overtreding van artikel 4, lid 7, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende. Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Betrokkene betwist dat de Salmonellapositieve uitslag van 25 april 2008 van hem was. Hij voert daartoe diverse argumenten aan. Ten eerste wordt op het bedrijf van betrokkene een vaccinatieprogramma uitgevoerd waardoor de kans op een Salmonellabesmetting wordt verkleind. Voorts betreft het een monster van overschoentjes, en die worden nooit genomen op het bedrijf van betrokkene. Tot slot is ook het monster dat na het positieve monster is opgestuurd, negatief gebleken. Dit alles overwegende komt het Tuchtgerecht tot de slotsom dat het niet onbegrijpelijk is dat betrokkene twijfelde of de Salmonellapositieve uitslag wel van zijn bedrijf afkomstig is. Toch is de verordening op dit punt heel helder. Bij een positieve uitslag moet een serotypering volgen. Betrokkene had dit zekerheidshalve moeten doen, ook al betwijfelde hij dat het Salmonellapositieve monster van zijn bedrijf afkomstig was. Nu vastgesteld is dat betrokkene niet de specifieke zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen, gaat het Tuchtgerecht niet in op de vraag of de Salmonellapositieve uitslag wel of niet van het bedrijf van betrokkene afkomstig was. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het Tuchtgerecht rekening gehouden met de ernst van de overtreding. Daarbij overweegt het Tuchtgerecht dat het een nagelaten handeling betreft, na de vaststelling van een Salmonellabesmetting. Voorts is rekening gehouden met de relatief grote omvang van het bedrijf van betrokkene. Nu betrokkene naar het oordeel van het Tuchtgerecht genoegzaam heeft aangetoond dat hij een zeer consciëntieuze bedrijfsvoering heeft en niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, legt het Tuchtgerecht de geldboete voor een deel voorwaardelijk op.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007  - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.125 (éénduizend honderd vijfentwintig euro), waarvan  € 1.000 (éénduizend euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.J.A. van Daal, voorzitter, en mr. drs. H. Lommers, en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.