ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0030 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2808

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0030
Datum uitspraak: 18-12-2008
Datum publicatie: 22-12-2008
Zaaknummer(s): TPPE2808
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten ontsmetten van de stallen na de reiniging, voor de opzet van nieuwe leghennen.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (hierna: CPE) heeft opgemaakt, naar aanleiding van een inspectie op het bedrijf van betrokkene. Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 2 december 2008 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 december 2008 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat na het ontruimen en reinigen de pluimveestallen zijn ontsmet alvorens nieuwe hennen in dezelfde stallen zijn geplaatst.

3. Verklaring  betrokkene

In zijn berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven; “Voor wat betreft de geconstateerde bevindingen kan ik u het navolgende mededelen. Wij hebben op ons bedrijf drie pluimveestallen waarin in totaal circa 24.200 leghennen worden gehouden. Op 5 en 9 juni 2007 zijn de leghennen afgevoerd die op 1 mei 2006 waren opgezet. Na het ruimen van de betreffende leghennen zijn de stallen door mij gereinigd. Vervolgens zijn de stallen niet door mij of een ontsmettingsbedrijf ontsmet. Ik deed dit in het verleden wel, maar ik dacht dat door het ontsmetten ook alle goede bacteriën gedood zouden worden. Dat is de reden dat ik heb nagelaten om de stallen te ontsmetten. Het is niet om financiële redenen niet gedaan. Het is echter niet goed bevallen, want ik heb nu meer problemen met de gezondheid van de leghennen. In de toekomst zal ik zeker de stallen weer gaan ontsmetten.”

Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van een faxbericht van betrokkene aan het Tuchtgerecht d.d. november 2008. Daarin geeft betrokkene aan verhinderd te zijn op de zittingsdatum. Daarnaast wordt nogmaals aangegeven dat betrokkene het ontsmetten van de stal bewust een maal heeft nagelaten in de veronderstelling dat ook de goede bacteriën zouden worden gedood.

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, , het volgende strafbare feit heeft  plaatsgevonden:

§         Nalaten ontsmetten van de stallen na de reiniging, voor de opzet van nieuwe leghennen.

Dit levert op:

een overtreding van artikel 3, lid 1 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 1999.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Betrokkene geeft aan het voorschrift met betrekking tot de ontsmetting van de stallen bewust niet te hebben opgevolgd. De motivering, namelijk de vrees dat met ontsmetting ook de goede bacteriën zouden worden gedood, kan het Tuchtgerecht niet volgen. De regelgeving, alsmede de toelichting, en het voorlichtingsmateriaal voor pluimveehouders laat geen onduidelijkheden over ter zake van het belang van dergelijke maatregelen. Betrokkene verklaart voorts dat hij naar aanleiding van zijn beslissing om niet te ontsmetten meer gezondheidsproblemen bij de leghennen heeft gehad dan voorheen. Het Tuchtgerecht gaat er dan ook vanuit dat betrokkene na de afvoer van de leghennen de stallen in het vervolg weer zal reinigen en ontsmetten. Omdat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, legt het Tuchtgerecht de helft van de geldboete voorwaardelijk op. Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene van gemiddelde omvang is.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 10 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999  - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500 (vijfhonderd euro), waarvan  € 250 (tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.J.A. van Daal, voorzitter, en mr. drs. H. Lommers, en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.