ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0028 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2608

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0028
Datum uitspraak: 18-12-2008
Datum publicatie: 22-12-2008
Zaaknummer(s): TPPE2608
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten van swabonderzoek na de reiniging en ontsmetting van een stal, waarin een Salmonellabesmetting was geconstateerd, voor de opzet van een nieuw koppel leghennen. Zeer ernstige overtreding. Relatief groot bedrijf.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (hierna: CPE) heeft opgemaakt naar aanleiding van een inspectie op het bedrijf van betrokkene. Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 2 december 2008 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Het Tuchtgerecht heeft op 18 december 2008 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat na de in augustus 2006 en januari 2007 geconstateerde Salmonellabesmettingen, door een erkende instantie een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium was uitgevoerd, nadat de desbetreffende hokken waren gereinigd en ontsmet alvorens nieuwe hennen werden opgezet in juni 2007 en augustus 2007.

3. Verklaring betrokkene

In zijn verklaring, opgenomen in bovenvermeld berechtingsrapport, heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven; “Ik ben medevennoot en als zodanig medeverantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken binnen dit bedrijf. Voor wat betreft de geconstateerde bevindingen, kan ik u mededelen dat ik hier niets op te zeggen heb. Verder heb ik u niets te verklaren.”

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, het volgende strafbare feit heeft  plaatsgevonden:

“Nalaten van swabonderzoek na de reiniging en ontsmetting van een stal, waarin een Salmonellabesmetting was geconstateerd, voor de opzet van een nieuw koppel leghennen.”

Dit levert op:

een overtreding van artikel 6, lid 7 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. De overtreding wordt aangemerkt als een zeer ernstige overtreding, nu na de vaststelling van een Salmonellabesmetting niet de vereiste zorgvuldigheid is betracht zoals voorgeschreven in de regelgeving van het Plan van Aanpak. Het bedrijf van betrokkene heeft een totale capaciteit van circa 80.000 leghennen. Daarmee kan het bedrijf worden gekwalificeerd als een relatief groot bedrijf. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is daar rekening mee gehouden. Het Tuchtgerecht stelt vast dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Daarom wordt de helft van de geldboete voorwaardelijk opgelegd.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 10 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.125 (éénduizend honderd vijfentwintig euro), waarvan € 562,50 (vijfhonderd tweeënzestig euro en vijftig eurocent) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.J.A. van Daal, voorzitter, en mr. drs. H. Lommers, en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris