ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0012 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1008

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0012
Datum uitspraak: 13-05-2008
Datum publicatie: 13-05-2008
Zaaknummer(s): TPPE1008
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Nalaten swabonderzoek na de reiniging en ontsmetting van de stal na een geconstateerde Salmonellabesmetting voor de opzet van een nieuw koppel. Twee maal nalaten van Campylobacteronderzoek bij afvoer van vleeskuikens in één jaar. Overtreding eerder begaan door maat van de daarna opgerichte maatschap, die nu terecht staat. Geen recidive maatschap.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten heeft opgemaakt, naar aanleiding van een op 16 januari 2008 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene.Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 29 april 2008 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Het Tuchtgerecht heeft op 13 mei 2008 uitspraak gedaan.

 2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat in de hokken 1 en 2 door een erkende instantie een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella is uitgevoerd na de op 26 juni 2007 vastgestelde Salmonellabesmetting en nadat de hokken 1 en 2 waren gereinigd en ontsmet voordat op 9 juli 2007 nieuwe kuikens zijn opgezet. Voorts kon niet worden aangetoond dat in het jaar 2007 twee maal een koppel vleeskuikens bij vertrek van het bedrijf is onderzocht op de aanwezigheid van Campylobacter. Op 13 november 2006 is er voor het laatst een Campylobacteronderzoek uitgevoerd.

 3. Verklaring betrokkene

In zijn verklaring, opgenomen in bovenvermeld berechtingsrapport, heeft betrokkene, onder meer verklaard, zakelijk weergegeven: “Wij hebben naast het bedrijf waarover het nu gaat, ook een vleeskuikenbedrijf gevestigd    op een andere locatie. Op laatstgenoemd bedrijf houden wij 49.000 vleeskuikens. Op 26 juni 2007 zijn de uitslagen van de mestmonsters bekend geworden van het koppel dat op 25 mei 2007 was opgezet. De uitslag van deze monsters was Salmonella positief. Ik heb de stallen gereinigd en ontsmet, maar ik heb geen swabs genomen. Ik ben dit vergeten. Ik wist wel dat het verplicht was. Ik heb hierover namelijk nog bij mijn dierenarts geïnformeerd. Hetzelfde geldt voor het niet uitgevoerde Campylobacteronderzoek. Ook hiervan wist ik dat het uitgevoerd moest worden, maar ik ben het gewoon vergeten. Misschien komt het doordat ik op twee verschillende adressen vleeskuikens houd, zodat de aandacht niet optimaal is. Dit is geen excuus maar mogelijk wel de reden. Ik zal van het huidige koppel vleeskuikens Campylobactermonsters nemen.”

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, , de volgende strafbare feiten hebben plaatsgevonden:

I. Nalaten swabonderzoek na de reiniging en ontsmetting van de stal na een geconstateerde Salmonellabesmetting voor de opzet van een nieuw koppel;

II. Twee maal nalaten van Campylobacteronderzoek bij afvoer van vleeskuikens in één jaar.

Dit levert op:

I. een overtreding van artikel 6, derde lid van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999

II. een overtreding van artikel 4, tweede lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999.

De overtredingen worden aangemerkt als zeer ernstige overtredingen.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. In zijn verklaring geeft betrokkene aan zich goed bewust te zijn geweest van de verplichting om swabonderzoek te verrichten na de geconstateerde Salmonellabesmetting. Daarover is zelfs overleg geweest met de dierenarts, stelt hij. Dat maakt zijn overtreding naar het oordeel van het Tuchtgerecht des te onbegrijpelijker. Omdat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, besluit het Tuchtgerecht een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk op te leggen.

Het Tuchtgerecht stelt voorts vast dat op een andere bedrijfslocatie van betrokkene op 16 augustus 2005 een overtreding van het voorschrift met betrekking tot Campylobacteronderzoek is geconstateerd. Deze overtreding, begaan door een maat van de maatschap welke thans terechtstaat, kan betrokkene niet worden toegerekend, zodat niet gesteld kan worden dat in het onderhavige geval van recidive sprake is. Wel kan de berechting van 16 augustus 2005 gelden als een waarschuwing. Uit het berechtingsrapport blijkt dat voor het laatst op 13 november 2006 een Campylobacteronderzoek is uitgevoerd. Dat betekent dat op het moment van de inspectie, 16 januari 2008, tenminste twee maal is nagelaten een Campylobacteronderzoek uit te laten voeren. Derhalve stelt het Tuchtgerecht vast dat het voorschrift van artikel 4, tweede lid van de verordening twee maal is overtreden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboetes is tevens rekening gehouden met de omvang van het bedrijf van betrokkene.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 10 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 - de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

I. Een geldboete van € 500 (vijfhonderd euro), waarvan € 125 (honderd vijfentwintig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

II. Een geldboete van € 900 (negenhonderd euro), waarvan € 225 (tweehonderd vijfentwintig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door de heer J.F.J.A. van Daal, voorzitter, en mr. drs. H. Lommers en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.