ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0008 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0608

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2008:YD0008
Datum uitspraak: 08-07-2008
Datum publicatie: 08-07-2008
Zaaknummer(s): TPPE0608
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten swabonderzoek na de reiniging en ontsmetting van de stal na een geconstateerde Salmonellabesmetting. Nalaten uitslag Salmonellaonderzoek ten minste 48 uur voor de aflevering aan de slachterij door te geven. Betrokkene is eerst bij verstek veroordeeld. Tuchtgerecht heeft naar aanleiding van verzet uitspraak herzien en opnieuw uitspraak gedaan.  

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten heeft opgemaakt naar aanleiding van een inspectie op het bedrijf van betrokkene. Het berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 29 april 2008 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort en op 13 mei 2008 heeft het Tuchtgerecht bij verstek uitspraak gedaan. Daartegen heeft betrokkene op 22 mei bij brief verzet gedaan. Op 24 juni 2008 heeft het Tuchtgerecht dit verzetschrift ter terechtzitting behandeld. Op 8 juli 2008 heeft het Tuchtgerecht uitspraak gedaan, waarbij de uitspraak van 13 mei 2008 is herzien.

2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat door een erkende instantie een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella was uitgevoerd, na de geconstateerde Salmonellabesmetting en nadat de stal was gereinigd en ontsmet voordat nieuwe kuikens waren opgezet. Voorts kon niet worden aangetoond dat de uitslag van het Salmonellaonderzoek met betrekking tot een ander koppel vleeskuikens, ten minste 48 uur voor de aflevering, aan de slachterij was doorgegeven.

3. Verklaring betrokkene

In zijn verklaring, opgenomen in het berechtingsrapport, heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven;

“Op 9 februari 2007 hebben wij 45.000 vleeskuikens opgezet. Deze vleeskuikens zijn op 20 maart 2007 geslacht bij de slachterij van Vleesch du Bois te Blokker. De overschoentjes hadden wij voor deze afleveringsdatum al gezonden naar Plukon te Wezep. De uitslag van het onderzoek heb ik per e-mail ontvangen. Ik heb onvoldoende aandacht geschonken aan de inhoud van dit e-mailbericht, want anders had ik wel gelezen dat er een Salmonellabesmetting was geconstateerd. De stal is wel door ons gereinigd en ontsmet. Er zijn echter geen swabmonsters genomen.

Wij hebben een leveringscontract met [firma]. De vleeskuikens zijn geslacht bij Vleesch du Bois te Blokker. Ik weet niet meer op welke datum de uitslag van het Salmonella-onderzoek bekend was. De eerste uitslag staat ook op de combi-uitslag. Hierop staan de uitslagen van de slachterij. Ik zal u een kopie van deze combi-uitslag meegeven. De eerste uitslagen van de inlegvellen en overschoentjes gooi ik daarom altijd weg. Het is mogelijk dat de uitslag van de overschoentjes pas later bekend is geworden.

Een controleur van INDAS heeft ons in 2005 medegedeeld dat de geldigheidsduur van een uitslag van een Salmonellaonderzoek één week was. De controleur die laatst op ons bedrijf is geweest deelde ons mede dat zo’n uitslag twee weken geldig was. Omdat wij uitgingen van een geldigheidsduur van één week, namen wij de monsters zo kort mogelijk voor de aflevering. Soms is de slachtdatum echter eerder of later dan de planning. Hierdoor is de datum waarop de uitslag van het Salmonellaonderzoek bekend wordt niet altijd minimaal twee dagen voor aflevering. Nu gaan wij uit van een geldigheidsduur van twee weken. Dit was de eerste keer in 10 jaar dat wij Salmonella positieve vleeskuikens op ons bedrijf hadden.”

Naar aanleiding van de uitspraak bij verstek d.d. 13 mei 2008, heeft betrokkene verzet gedaan. Hierbij voert hij het volgende aan:

1. Eén gedraging wordt opgeknipt in twee overtredingen met twee sancties, hetgeen in verband met de onderlinge samenhang onterecht is.

2. Betrokkene heeft reeds nadrukkelijk spijt betuigd ten aanzien van de te laat bekend geworden en te laat opgestuurde Salmonella-uitslag.

3. De slachterij heeft de koppels met onbekende Salmonellastatus logistiek geslacht, zodat de gevolgen voor de volksgezondheid gering zijn gebleven.

4. Betrokkene vraagt zich af wat het Tuchtgerecht bedoelt met ‘rekening houden met omvang bedrijf van betrokkene’.

4. Beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van  betrokkene ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, de volgende strafbare feiten hebben plaatsgevonden:

Nalaten swabonderzoek na de reiniging en ontsmetting van de stal na een geconstateerde Salmonellabesmetting;

Nalaten uitslag Salmonellaonderzoek ten minste 48 uur voor de aflevering aan de slachterij door te geven.

Dit levert op:

een overtreding van artikel 6, derde lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999.

een overtreding van artikel 5, eerste en tweede lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999, juncto artikel 4, tweede lid, van het Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven 1999.

De overtredingen worden aangemerkt als ernstige overtredingen.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen..Betrokkene heeft in haar verklaringen bevestigd dat ze de geconstateerde overtredingen heeft begaan. De omstandigheid dat sedert tien jaar geen Salmonellabesmetting op het bedrijf is geconstateerd wordt door het Tuchtgerecht niet opgevat als verzachtende omstandigheid. Het is wel een indicatie dat betrokkene een zorgvuldige bedrijfsvoering heeft. Omdat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld voor het nalaten van een Salmonellabesmetting, wordt een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk opgelegd.Met betrekking tot de overschreden termijn voor het toezenden van de Salmonella-uitslag geeft betrokkene aan ten onrechte op informatie van een controleur van INDAS te zijn afgegaan. Hieromtrent dient ten eerste te worden vastgesteld dat het Productschap Pluimvee en Eieren pluimveehouders goed informeert over de geldende regelgeving of eventuele wijzigingen daarvan. Hoewel betrokkene de voorschriften behoort te kennen, is het naar het oordeel van het Tuchtgerecht niet onbegrijpelijk dat betrokkene op de uitlatingen van een deskundige ter zake is afgegaan. Dit wordt als een verzachtende omstandigheid aangemerkt. Deze omstandigheid vormt tezamen met het feit dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld voor een overtreding van deze norm, eveneens een grond voor het Tuchtgerecht om een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk op te leggen. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboetes is tevens rekening gehouden met de omvang van het bedrijf van betrokkene.

Betrokkene stelt in verweer 1. dat één gedraging ten onrechte tot twee boetes leidt. De onder 4) van de schriftelijke verklaring geconstateerde overtreding (nalaten swabonderzoek) heeft betrekking op hetzelfde koppel, waarvan onder 5) wordt verweten dat de salmonella-uitslag te laat is opgestuurd. In beide gevallen betreft het hetzelfde koppel. Het gaat echter om twee verschillende verwijten. Ten eerste is de uitslag van de overschoentjes te laat ingestuurd (verwijt 5 van schriftelijke verklaring), omdat betrokkene geen aandacht aan het bericht met de uitslag had geschonken. Een ander gevolg van deze onoplettendheid is dat verzuimd is een swabonderzoek te laten verrichten ter verificatie van de ontsmetting. Het is niet onbegrijpelijk dat betrokkene deze samenloop van omstandigheden als één feitencomplex ziet. Maar aangezien de ene overtreding niet automatisch betekent dat de andere wordt begaan, betrokkene had na de te laat opgestuurde Salmonella-uitslag immers alsnog kunnen voldoen aan het verplichte swabonderzoek, is hier naar het oordeel van het Tuchtgerecht geen reden tot herziening van de geldboetes. Wel moet opgemerkt worden dat betrokkene in haar correspondentie en proceshouding blijk geeft van een consciëntieuze werkhouding en grote  betrokkenheid. De zaak wordt zeer hoog opgenomen en de fout wordt met veel woorden erkend. Het Tuchtgerecht besluit daarom ten aanzien van de overtreding van het voorschrift van tijdig doorgeven van de Salmonellauitslag aan de slachterij de geldboete niet gedeeltelijk maar geheel voorwaardelijk op te leggen. Verweren 2. en 3. treffen geen doel. Verweer 2. is verdisconteerd in de overweging dat betrokkene klaarblijkelijk een consciëntieuze bedrijfsvoering heeft. Verweer 3. ligt buiten de verantwoordelijkheid van betrokkene en speelt dus geen rol bij de strafbaarheid. Met betrekking tot verweer 4. merkt het Tuchtgerecht op dat betrokkene gezien haar verklaring in het berechtingsrapport met betrekking tot de bedrijfscapaciteit (variërend van 39.000 tot 45.000 vleeskuikens) beschikt over een bedrijf van gemiddelde omvang.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 10 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 - de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

Een geldboete van € 500 (vijfhonderd euro), waarvan  € 250 (tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en

Een geheel voorwaardelijke geldboete van € 500 (vijfhonderd euro).

Aldus gewezen door mr. J.F.J.A. van Daal, drs. H. Hemminga en ing. J. Bazuin, in tegenwoordigheid van mr. K. Feenstra als gerechtssecretaris.