ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0106 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-20

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2008:YC0106
Datum uitspraak: 19-11-2008
Datum publicatie: 21-11-2008
Zaaknummer(s): 08-20
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager niet-ontvankelijk in zijn klacht, vanwege: 1.        verstrijken van de vervaltermijn van driejaren (artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt) 2.        ontbreken van belang.  

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 19 november 2008 inzake de klacht onder nummer 08-20 van:

[...],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris,

advocaat mr T.P. Hoekstra.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht d.d. 21 mei 2008, met bijlagen, ingekomen op 23 mei 2008;

·         het antwoord van de notaris;

·         de repliek, met bijlage, van klager;

·         de dupliek van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2008.

Daarbij waren aanwezig:

·         klager,

·         de notaris met zijn advocaat.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de door klager ter zitting overgelegde pleitaantekeningen.

De feiten

Op [...] is in de gemeente [...] overleden [...], hierna ook te noemen de erflaatster. De erflaatster heeft bij haar testament d.d. [...] over haar nalatenschap beschikt.

De notaris en [executeur 2], neef van de erflaatster, zijn bij codicil benoemd tot executeur van de nalatenschap. De notaris treedt op als boedelnotaris.

Drie erven - met klager als hun aanspreekpunt en toenmalige gemachtigde - hebben geweigerd de notaris décharge te verlenen voor het door hem gevoerde beheer van de nalatenschap.

Deze erven hebben in een civielrechtelijke procedure voor de rechtbank ’s-Gravenhage een vordering tot schadevergoeding tegen de notaris ingediend. De notaris heeft in die procedure onder meer [executeur 2], voornoemd, in vrijwaring opgeroepen. De rechtbank heeft bij vonnis van 17 augustus 2005 de vordering van de drie erven afgewezen. Deze erven zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage en hebben daarna hun hoger beroep ingetrokken. Inmiddels is tussen de drie erven en de notaris een minnelijke schikking getroffen, waarbij de notaris bij vaststellingsovereenkomst zijn werkzaamheden inzake de afwikkeling van de nalatenschap heeft beëindigd.

In de onderhavige klachtprocedure treedt klager niet op als gemachtigde van (één of meer van) de erven, maar heeft hij de klacht op persoonlijke titel ingediend.

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht komt er in het kort op neer dat de notaris zowel in de wijze waarop hij de afwikkeling van de nalatenschap heeft behandeld als in zijn omgang met klager bij deze afwikkeling is tekortgeschoten en niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Klager heeft zijn klacht, gedagtekend 21 mei 2008, bij de Kamer van Toezicht ingediend op 23 mei 2008.

Ontvankelijkheid (vervaltermijn)

Voor zover de klacht betreft het handelen of nalaten van de notaris waarvan klager heeft kennisgenomen vóór 23 mei 2005, kan de Kamer gelet op de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (Wna) genoemde vervaltermijn van drie jaren klager niet ontvangen in diens klacht. Ingevolge de in dat artikel genoemde bepaling kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. De reden voor het opnemen van deze termijn in de wet is - naar uit de wetsgeschiedenis blijkt - dat het na langere tijd onmogelijk is om de feitelijke toedracht nog naar behoren vast te stellen, terwijl ook de verweerder in zijn verdediging zou worden geschaad.

Ontvankelijkheid (belang)

Voor de periode vanaf 23 mei 2005 moet de Kamer beoordelen in hoeverre klager als mogelijk belanghebbende kan worden ontvangen in zijn klacht. Klager is geen erfgenaam in de nalatenschap van erflaatster. Ook is hij geen belanghebbende bij de tussen de notaris, diens verzekeraar en genoemde erven getroffen minnelijke regeling. Bovendien treedt hij in deze klachtprocedure niet op als gemachtigde van (één van) de erven. Bijzondere omstandigheden waardoor klager voor het overige zou kunnen worden aangemerkt als belanghebbende, zijn gesteld noch gebleken. Klager kan daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt en dienovereenkomstig evenmin worden ontvangen in zijn klacht betreffende voormelde periode.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.G. Kok, voorzitter, J.Z. Moree, M.G.L. den Os-Brand, J. Smal en B.C. Tielen, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam,

postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.