ECLI:NL:TNOKROT:2008:YC0025 Kamer van toezicht Rotterdam 22-07

ECLI: ECLI:NL:TNOKROT:2008:YC0025
Datum uitspraak: 28-02-2008
Datum publicatie: 11-07-2008
Zaaknummer(s): 22-07
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Onvoldoende voortvarend handelen door de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van de oom van klaagster.

Kamer v­an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris­sen te Rotterdam

Reg.nr. 22/07

Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:

[naam],

                                                              wonende te [plaats],

klaagster,

- tegen -

mr. [naam],

notaris te [plaats],

hierna te noemen de notaris.

1. Het verloop van de procedure

1.1

De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-       klaagschrift d.d. 5 juni 2007;

-       verweerschrift d.d. 23 juli 2007;

-       brief van klaagster d.d. 14 september 2007.

1.2

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 17 januari 2008. Daarbij zijn zowel klaagster, als de notaris verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2.    De feiten

De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:

2.1

De oom van klaagster, de heer [naam] (hierna: de oom) is op 21 november 2006 overleden. Op grond van de uiterste wilsbeschikking van de oom zijn klaagster, haar broer [naam] en haar neef [naam] (hierna: de neef) benoemd tot enig erfgenamen. De notaris is op grond van het testament benoemd tot executeur testamentair en tot uitvoerder van de crematie van de oom.

2.2

Op 25 november 2006 is de oom begraven te [plaats].

2.3

Op 27 november 2007 is de woning van de oom – in verzorgingshuis [naam] – ontruimd.

                  3.  De klacht

3.1

In essentie verwijt klaagster de notaris dat hij niet voldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot de afhandeling van de nalatenschap van de oom en haar neef zich daardoor vele vrijheden kon permitteren en aldus heeft de notaris zich partijdig opgesteld. Hieraan legt klaagster – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag;

3.2

Klaagster stelt dat haar oom is begraven in [plaats] terwijl hij in zijn testament had verklaard dat hij gecremeerd wenste te worden. Voorts is de woning van de oom door de neef ontruimd zonder dat klaagster hierbij aanwezig was, waarbij een televisie en videorecorder – die door de oom aan de zoon van klaagster waren beloofd – zijn weggeven aan een vrijwilliger. Daarnaast zijn door klaagster aan haar oom in bruikleen gegeven goederen verdwenen. Klaagster heeft dit op 30 november 2006 aan de notaris gemeld.

3.3

Voorts stelt klaagster dat zij tijdens een telefoongesprek van 26 januari 2007 met de kandidaat-notaris mr. [naam] (hierna: de kandidaat-notaris) door de kandidaat-notaris onheus is bejegend.

4. Standpunt van de notaris

4.1

De notaris stelt dat de neef pas op 22 november 2006 telefonisch contact heeft opgenomen met een medewerkster van de notaris. Tijdens dit telefoongesprek werd de medewerkster voor het voldongen feit gesteld dat de neef een begrafenis voor zijn oom geregeld had. Eerst op 23 november 2006 kon de notaris met zekerheid vaststellen wat de inhoud van de laatste wilsbeschikking van de oom was en dat de notaris executeur-testamentair was. Voorts heeft de neef aangegeven dat de oom op 18 november 2006 blijkens een intern rapport zorg en welzijn aan een verzorgster van het verzorgingstehuis te kennen heeft gegeven dat hij wenste te worden begraven.

4.2

Op 23 november 2006 heeft een medewerkster van de notaris de neef medegedeeld dat de notaris benoemd was tot executeur-testamentair en dat hij de nalatenschap verder zou afwikkelen. De kandidaat-notaris heeft op 29 november 2006 getracht in contact te komen met de neef en het verzorgingshuis. Eerst twee dagen later werd de kandidaat-notaris medegedeeld dat de woning van de oom – in opdracht van de neef – reeds was ontruimd. De notaris stelt dat hij en zijn medewerkers wederom voor een voldongen feit werden gesteld en dat een en ander hem dus niet kan worden aangerekend. Voorts is de neef door de kandidaat-notaris op 27 februari 2007 schriftelijk aangesproken op zijn gedrag na het overlijden van de oom en is hij gesommeerd de door klaagster in bruikleen gegeven goederen terug te geven.

  4.3

Voorts stelt de notaris dat de kandidaat-notaris klaagster op 31 januari 2007 een brief heeft geschreven waarin zij meedeelt het telefoongesprek van 26 januari 2007 te betreuren en waarin zij klaagster uitnodigt voor een persoonlijk gesprek, al dan niet in aanwezigheid van de notaris. Klaagster heeft echter te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een dergelijk gesprek.

5. De beoordeling

5.1

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

5.2

Ervan uitgaande – zoals klaagster en de notaris doen – dat het door de kandidaat-notaris met klaagster gevoerde telefoongesprek als bedoeld onder 3.3 onder verantwoordelijkheid van de notaris valt, overweegt de Kamer het volgende. Kennelijk is dat telefoongesprek niet correct verlopen. De reactie daarop zoals vermeld onder 4.3 is passend. Onder deze omstandigheid is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

5.3

Het eigenmachtig handelen van de neef kan de notaris niet worden aangerekend. Voordat de notaris kennis had kunnen nemen van het overlijden van de oom had de neef de begrafenis van de oom geregeld. Voorts heeft de neef, ondanks zijn wetenschap dat de notaris tot executeur was benoemd, kort na het overlijden de woning van de oom ontruimd. Wellicht had ontruiming kunnen worden voorkomen indien de notaris eerder contact had opgenomen met het verzorgingtehuis. Het handelen van de notaris was echter niet dermate weinig voortvarend dat de klacht op dit onderdeel gegrond is.

5.4

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Kamer van oordeel dat van partijdig handelen door de notaris geen sprake is. De klacht is derhalve ongegrond.

5.5

De Kamer heeft ter zitting wel vastgesteld dat een meer voortvarend optreden van de notaris bij klaagster de indruk had kunnen wegnemen dat de notaris zich teveel door de neef liet leiden bij de afwikkeling van de nalatenschap, ook al zou de feitelijke uitkomst daardoor niet of nauwelijks zijn veranderd. De Kamer heeft voorts ter zitting vastgesteld dat de notaris heeft toegezegd thans de nalatenschap voortvarend te willen afwikkelen en eventuele bevoordeling van de neef bij de verdeling te zullen rechttrekken en daarom een cijfermatig overzicht aan erfgenamen te zullen verstrekken.

6.  De beslissing

De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota­ris­sen te Rotterdam,

                   verklaart de klacht ongegrond;

Deze beslissing is gegeven door mrs. W. van Veen, L.J. Sarlemijn, R. van der Galiën, R.G.M. Gores en H.M. Kolster in tegenwoor­digheid van de secretaris, W. Blokland.

Uitgesproken ter openbare vergadering op 28 februari 2008.

De secretaris,                                                      De voorzitter,

                   W. Blokland                                                       W. van Veen

Deze beslissing is verzonden op:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.