ECLI:NL:TNOKROE:2008:YC0111 Kamer van toezicht Roermond KL 6/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKROE:2008:YC0111
Datum uitspraak: 01-12-2008
Datum publicatie: 03-12-2008
Zaaknummer(s): KL 6/2008
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Doel wettelijk notarieel tuchtrecht. Ne-bis-in-idem-regel geldt ook in het notarieel tuchtrecht. De notaris handelt zorgvuldig door zich op het standpunt te stellen dat hij een onder hem berustend geldbedrag eerst zal uitbetalen nadat in een tussen de klaagster en haar wederpartij aanhangige civiele procedure is uitgemaakt wie de rechthebbende op dat geldbedrag is.

Nummer: KL 6/2008

                                                           BESLISSING

van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen

 te Roermond in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V.,

gevestigd te B,

hierna te noemen de klaagster,

gemachtigde mr. J.A. Wagenaar, advocaat te Roermond,

tegen:

notaris mr. Y,

gevestigd te A,

hierna te noemen de notaris,

gemachtigde mr. H.J. Arnold, advocaat te ´s-Gravenhage,

De procedure

Het verloop van procedure blijkt uit:

-               de schriftelijke klacht namens de klaagster van 22 mei 2008 met een bijlage;

-               de schriftelijke reactie namens de notaris op die klacht van 19 juni 2008 met bijlagen;

-               de brief namens de klaagster van 9 juli 2008;

-               het nader verweerschrift namens de notaris van 30 juli 2008.

De kamer heeft de klacht op 10 november 2008 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling zijn mr. Wagenaar voornoemd als vertegenwoordiger van de klaagster, en de notaris, bijgestaan door zijn raadsman mr. Arnold voornoemd, verschenen. De kamer heeft partijen in elkaars tegenwoordigheid gehoord.

                                                    De vaststaande feiten

De kamer gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande feiten.

Ballast Nedam Funderingstechnieken B.V. (verder aangeduid als Ballast Nedam) heeft op 4 mei 2007 aan Walraven Groep B.V. (verder aangeduid als Walraven) de levering van damwandplanken gefactureerd voor een totaalbedrag van € 674.492,00. Walraven heeft die planken doorgefactureerd aan de klaagster voor een bedrag van € 696.826,52.

De klaagster heeft op 10 mei 2007 en op 13 juli 2007 respectievelijk

€ 400.000,00 en € 164.040,00 op de derdengeldrekening van de notaris gestort. Van deze bedragen heeft de notaris in mei 2007, op 27 juli 2007 en op 21 september 2007 respectievelijk € 337.246,00, € 166.802,30 en € 35.872,18 betaald aan Ballast Nedam voor de levering door deze van de damwandplanken. Na de laatste betaling resteerde op de derdengeldrekening een bedrag van € 24.119,52 (verder aangeduid als het restantbedrag).

Over de vraag wie rechthebbende is op dit restantbedrag op de derdengeldrekening is bij de rechtbank Roermond een civiele procedure aanhangig tussen de klaagster en Walraven.

Bij akte van cessie, ondertekend door Ballast Nedam op 30 januari 2008 en door de klaagster op 11 februari 2008, heeft Ballast Nedam haar vordering op Walraven overgedragen aan de klaagster, die die vordering heeft aanvaard.

Bij onherroepelijk geworden beslissing van deze kamer van 4 maart 2008 tussen de klaagster en de notaris heeft de kamer - zakelijk weergegeven - onder meer overwogen dat de notaris zijn derdengeldrekening niet mag gebruiken voor een handelstransactie tussen partijen, waarvoor géén notariële werkzaamheden vereist zijn. Tussen de klaagster en de notaris bestond (en bestaat nog steeds) verschil van mening over de vraag of aan de storting van de gelden op de derdengeldrekening van de notaris een depotovereenkomst ten grondslag lag. De notaris stelt van wel, de klaagster betwist dit. De kamer heeft naar aanleiding van een desbetreffend verweer van de notaris in de beslissing van 4 maart 2008 overwogen dat indien zij veronderstellenderwijs er van uitgaat dat de notaris terecht had mogen aannemen dat de storting van de gelden op grond van een depotovereenkomst heeft plaatsgevonden, de notaris een dergelijke overeenkomst, mede gelet op het bijzondere karakter van de betreffende aangelegenheid, schriftelijk had moeten vastleggen, hetgeen hij heeft nagelaten. Dat heeft de kamer tuchtrechtelijk laakbaar geoordeeld. Tenslotte heeft de kamer in die beslissing overwogen dat de notaris zijn werkzaamheden in strijd met de notariële regelgeving aan de klaagster in rekening heeft gebracht, terwijl de klaagster niet de direct betrokken opdrachtgeefster van de notaris was en ook overigens niet is gebleken van een overeenkomst tussen de klaagster en de notaris. De kamer heeft ook deze klacht van de klaagster tegen de notaris gegrond verklaard en aan de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing opgelegd. 

Met een beroep op de hiervoor vermelde beslissing van de kamer en onder mededeling dat door de cessie de rechtsgrond voor de doorbetaling van gelden aan Ballast Nedam is komen te vervallen, heeft de raadsman van de klaagster bij brief van 5 maart 2008 de notaris verzocht om het bedrag dat zich nog onder de notaris bevindt, vermeerderd met de rente, over te maken op de derdengeldrekening van de raadsman.

De notaris heeft aan het verzoek in de brief van 5 maart 2008 geen gevolg gegeven.

                                                 De inhoud van de klacht

De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.

De notaris heeft het vertrouwen in zijn onafhankelijkheid, integriteit en onpartijdigheid geschaad en aldus gehandeld in strijd met artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. De notaris is ingeschakeld door Walraven. De notaris heeft de klaagster meegedeeld dat de basis voor zijn inschakeling (in ieder geval) was het doen van doorbetalingen aan Ballast Nedam. Ondanks dat deze grond door de cessie is komen te vervallen en de notaris bovendien weet dat de terugbetaling van de gelden aan de klaagster door Walraven op oneigenlijke gronden wordt geblokkeerd, blijft de notaris medewerking weigeren. De notaris werkt aldus mee aan het in stand houden van een beslag op de gelden van de klaagster.

De notaris handelt in strijd met artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels door gelden van de klaagster tot een bedrag van € 1.785,00 te blijven vasthouden voor betaling van zijn werkzaamheden. De notaris is ingeschakeld door Walraven als opdrachtgeefster zodat het de notaris noch vrijstaat kosten ten laste van de klaagster te brengen, noch gelden van de klaagster daarvoor vast te houden.

                                             Het standpunt van de notaris

De notaris heeft zich tegen de klacht als volgt verweerd.

De notaris heeft betoogd de klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht. In de eerste plaats omdat de klaagster de tuchtrechter adieert voor haar eigen doelstellingen (namelijk het ontvangen van het restantbedrag), terwijl het doel van het tuchtrecht toch is in het algemeen belang een goede beroepsbeoefening te bevorderen. En in de tweede plaats omdat er in de onderhavige zaak sprake is van dezelfde feiten, waarover de kamer in haar beslissing van 4 maart 2008 heeft geoordeeld. Voorts stelt de notaris dat hem geen onjuist handelen kan worden verweten.

Voor de notaris is niet duidelijk wat de klaagster en Walraven zijn overeengekomen over het al dan niet kunnen doorbetalen van het geld vanaf de derdengeldrekening. Partijen verschillen van mening en voeren een civiele procedure met betrekking tot deze kwestie. De notaris heeft geconstateerd dat de klaagster en Walraven tegenstrijdige belangen hebben. Gelet op de onduidelijkheid aan wie het resterende bedrag op de derdengeldrekening toekomt, doet de notaris er verstandig aan om niet aan één van partijen te betalen. De cessie betekent dat Walraven het resterende bedrag aan de klaagster moet betalen, maar Walraven beweert een tegenvordering op de klaagster te hebben van € 22.334,52. De notaris stelt zich neutraal op, hij handelt zorgvuldig door een beslissing in de civielrechtelijke procedure tussen de klaagster en Walraven af te wachten en hij toont in deze kwestie dan ook de bij een notaris passende onafhankelijkheid, integriteit en onpartijdigheid.

In de tuchtprocedure die geleid heeft tot de beslissing van de kamer van 4 maart 2008 heeft de klaagster erover geklaagd dat de notaris in strijd met artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels heeft gehandeld. De kamer heeft op die klacht beslist en in de onderhavige procedure stelt de klaagster wederom handelen in strijd met genoemd artikel door de notaris aan de orde. In de beslissing van 4 maart 2008 heeft de kamer slechts geoordeeld dat de notaris zijn honorarium niet aan de klaagster in rekening mag brengen. Dit heeft de notaris ook niet gedaan. De kosten zijn nu nog gereserveerd ten laste van Walraven. Aan het beheer van de door de klaagster gestorte bedragen op de derdengeldrekening zijn kosten verbonden. In een soortgelijke situatie heeft de notariskamer van het gerechtshof te Amsterdam geoordeeld dat een notaris onder omstandigheden geen tuchtnorm schendt door de kosten van dat beheer ten laste van de gestorte gelden aan zichzelf te voldoen. Als in de civiele procedure komt vast te staan dat het resterende bedrag toekomt aan de klaagster en zij geen opdrachtgeefster was van de notaris, dan zal in dat geval het gehele bedrag door de notaris aan de klaagster worden uitgekeerd.  

                                             De beoordeling van de klacht

Het wettelijk notariële tuchtrecht heeft tot doel in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening door notarissen en kandidaat-notarissen te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure als de onderhavige, waarin de kamer naar aanleiding van een klacht onderzoekt of de notaris al dan niet in overeenstemming met een tuchtnorm heeft gehandeld. Een tuchtprocedure strekt niet in de eerste plaats ertoe een klager, indien zijn klacht gegrond is, genoegdoening te verschaffen, ook al kan dat wel het feitelijk resultaat zijn. In deze tuchtprocedure heeft de klaagster aan haar klacht een handelen van de notaris in strijd met de artikelen 1 en 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels ten grondslag gelegd. Deze artikelen beogen de hiervoor genoemde beroepsuitoefening te bevorderen. Ook al is de onderliggende wens van de klaagster dat de notaris haar het op de derdengeldrekening staande restantbedrag ter beschikking stelt, niet gezegd kan worden dat de klaagster - gelet op de grondslagen van de klacht - de kamer uitsluitend adieert voor haar eigen doelstellingen, namelijk het in het bezit gesteld worden van het nog onder de notaris aanwezige restantbedrag.

Ofschoon het notariële tuchtrecht de regel ne bis in idem niet met zoveel woorden kent, moet worden aangenomen dat deze regel ook in het tuchtrecht geldt. In de zaak die eindigde met de beslissing van de kamer van 4 maart 2008 ging het om het mogelijk ongeoorloofde gebruik van de derdengeldrekening van de notaris dan wel het achterwege laten van de schriftelijke vastlegging van de door de notaris gestelde depotovereenkomst en het door de notaris in rekening brengen van zijn werkzaamheden aan een ander dan zijn direct betrokken opdrachtgeefster. In de onderhavige zaak gaat het echter om de weigering van de notaris het op zijn derdengeldrekening staande restantbedrag uit te betalen aan de klaagster. Van een beoordeling door de kamer van dezelfde feiten is dan ook geen sprake.

Op grond van de voorgaande overwegingen komt de kamer tot het oordeel dat het beroep van de notaris op de niet-ontvankelijkheid van de klaagster afgewezen moet worden.    

Tussen de klaagster en de notaris staat vast dat de klaagster en Walraven bij de civiele rechter een procedure voeren over de vraag wie van hen rechthebbende is op het restantbedrag dat op de derdengeldrekening van de notaris staat. In haar beslissing van 4 maart 2008 heeft de kamer geen uitspraak gedaan over de civielrechtelijke vraag naar de tussen de klaagster en Walraven bestaande afspraken. Zij heeft dan ook niet - anders dan de klaagster stelt - beslist dat het restantbedrag dat nog op de derdengeldrekening van de notaris staat, aan de klaagster moet worden terugbetaald.

De notaris die bekend is met de civiele procedure tussen de klaagster en Walraven (en die bovendien nog uitgaat van zijn perceptie dat er sprake is van een depotovereenkomst), handelt naar het oordeel van de kamer dan ook niet in strijd met een notariële norm door uitbetaling van dat bedrag aan de klaagster onder die omstandigheden achterwege te laten. De notaris handelt zorgvuldig door zich op het standpunt te stellen dat hij eerst de uitkomst van de civiele procedure wil afwachten voordat hij tot uitbetaling van dat bedrag aan de rechthebbende overgaat. Dit onderdeel van de klacht acht de kamer ongegrond.

In haar uitspraak van 4 maart 2008 heeft de kamer geoordeeld dat de notaris het bedrag van € 1.785,00 ten onrechte in rekening heeft gebracht aan de klaagster. Van een daadwerkelijke betaling door de klaagster is niet gebleken. De kamer heeft in haar beslissing van 4 maart 2008 niet geoordeeld dat de notaris dat bedrag aan de klaagster dient terug te betalen. Overigens behoort het niet tot de bevoegdheid van de kamer om een dergelijke beslissing te geven. Nu het bedrag van € 1.785,00 deel uitmaakt van het restantbedrag, waarover de klaagster en Walraven een procedure voeren bij de civiele rechter, geldt ook ten aanzien van dit bedrag hetgeen de kamer in de twee voorgaande alinea’s heeft overwogen. Ook dit klachtonderdeel acht de kamer ongegrond.

                                                           De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht in haar beide onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, voorzitter, M.P.F. van Dooren, J.J.G.M. Kuijpers, J.P.M. van Hecke en H.J.M.E. Mathijsen, bijgestaan door L.G.H. Cox, secretaris, en op 1 december 2008 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris,                                                          De voorzitter,

mr. L.G.H. Cox                                                        mr. E.J.M. Boogaard-Derix