ECLI:NL:TNOKROE:2008:YC0029 Kamer van toezicht Roermond KL3/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKROE:2008:YC0029
Datum uitspraak: 16-07-2008
Datum publicatie: 17-07-2008
Zaaknummer(s): KL3/2008
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is voor wat betreft onderdeel 1 niet binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend.  Als een testateur aan de notaris heeft kenbaar gemaakt zijn testament te willen wijzigen, dan is de notaris verplicht de door de testateur verlangde werkzaamheden te verrichten, tenzij de notaris - in het zich overigens hier niet voordoende geval - gegronde redenen had om zijn dienst te weigeren.  De notaris heeft in zijn verweer tegen de klacht niet méér of anders kunnen reageren op hetgeen de klager heeft gesteld dan hij heeft gedaan, omdat de notaris tot geheimhouding verplicht is ten aanzien van al hetgeen waarvan hij op grond van zijn werkzaamheid als notaris kennis neemt, terwijl gesteld noch gebleken is dat bij of krachtens de wet anders is bepaald. De notaris mag dan ook niet verklaren over hetgeen hij met de testateur wel of niet heeft besproken in het kader van het testament.  

                                     Kamer van toezicht over de notarissen

                                                  en kandidaat-notarissen

                                                            te Roermond

Nummer: KL 3/2008

                                                           BESLISSING

van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen

 te Roermond in de zaak van:

de heer X,

te G,

hierna te noemen de klager;

tegen:

notaris mr. Y,

gevestigd te A,

hierna te noemen de notaris,

p/a mr. R.N.E. Visser, Certa Legal Advocaten, Keizersgracht 620, 1017 ER Amsterdam.

De procedure

Het verloop van procedure blijkt uit:

-               de schriftelijke klacht van de klager van 27 januari 2008 met bijlagen;

-               de schriftelijke reactie van de notaris op die klacht van 28 februari  2008;

-               de brief van de klager van 11 maart 2008 met een bijlage;

-               de brief van de raadsman van de notaris van 3 april 2008 met bijlagen.

De kamer heeft de klacht op 4 juni 2008 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling zijn de klager en de notaris, bijgestaan door mr. R.N.E. Visser, advocaat te Amsterdam, verschenen. De kamer heeft de klager en de notaris in elkaars tegenwoordigheid gehoord.

                                                    De vaststaande feiten

De kamer gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande feiten.

Op 25 november 2004 heeft de notaris een akte verleden met daarin opgenomen een uiterste wilsbeschikking van J.M. R., geboren op [ ] 1929 (verder aangeduid als R.). In deze beschikking benoemt R. 20 personen, onder wie de klager, tot zijn enige erfgenamen en verder de klager tot executeur.

Bij brief van 25 november 2004 heeft de notaris een afschrift van die akte aan de klager gezonden.

Op 21 of 22 november 2006 heeft de klager telefonisch contact gehad met de notaris. De klager heeft de notaris toen om advies gevraagd over de volgende kwestie: R. had een thuishulp van de Thuiszorg WM, met wie hij in het bijzijn van een makelaar gesprekken voerde om zijn boerenwoonhuis van hem te kopen. De geschatte WOZ-waarde bedroeg toen € 475.000,00. Gezien het inkomen van de thuishulp kon zij dat bedrag niet betalen en heeft R. met haar gesproken over een bedrag van € 250.000,00. Daar zou dan tegenoverstaan dat de thuishulp de woning zodanig zou aanpassen dat R. een kamer en een keukentje zou krijgen en dat zij hem tot zijn dood zou verzorgen.

Klager heeft diezelfde avond een e-mail gestuurd naar de thuishulp en haar daarin geschreven haar acties te stoppen daar hij anders haar werkgever zou inlichten. De thuishulp heeft deze e-mail de volgende dag aan R. laten lezen.

Op 5 december 2006 heeft R. een nieuw testament laten opmaken.

Op 10 februari 2007 heeft R. weer een nieuw testament laten opmaken, waarin klager niet voorkomt als erfgenaam en executeur.

                                                 De inhoud van de klacht

De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.

1.

R. heeft geen opdracht gegeven om een afschrift van zijn testament van 25 november 2004 aan de klager te zenden. Aldus heeft de notaris ten onrechte een afschrift van dat testament aan de klager verzonden.

2.

Naar aanleiding van het telefonisch contact van 21 of 22 november 2006 heeft de notaris de klager geadviseerd met spoed maatregelen te nemen, ook al gezien de geestelijke gezondheid van R.. Daarom heeft klager nog dezelfde avond een e-mail gestuurd aan de thuishulp. Overigens had de klager niet de indruk dat R. niet wist wat hij deed. Weliswaar sloeg hij af en toe de plank volledig mis, maar gezien zijn leeftijd was dat niet echt verwonderlijk. Van het feit dat de klager in het testament van 10 februari 2007 niet meer als executeur is opgevoerd, heeft de notaris geen mededeling gedaan aan de klager.

De notaris heeft het laten gebeuren dat R. op 10 februari 2007 een nieuw testament heeft gemaakt, zonder R. op de hoogte te stellen van het feit dat er telefonisch overleg is geweest tussen de notaris en de klager over de verkoop van de woning aan de thuishulp en dat de klager het advies van de notaris om daartegen met spoed maatregelen te nemen heeft opgevolgd. De beslissing van R. om zijn testament ten nadele van de klager te wijzigen, is beïnvloed door het handelen van de notaris.  

                                             Het standpunt van de notaris

De notaris heeft zich tegen de klacht als volgt verweerd.

1.

Het testament is de klager op 25 november 2004 toegezonden en de klacht dateert van 27 januari 2008. De klager heeft zijn klacht niet tijdig ingediend. Indien veronderstellenderwijs aangenomen moet worden dat de notaris inderdaad zonder instructie van R. een afschrift van dat testament aan de klager heeft gezonden en de klager daarmee impliciet wil aangegeven dat de notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, dan heeft de klager bij deze klacht geen (redelijk) belang. De klager is bij de bespreking van het testament namelijk aanwezig geweest en dus heeft de notaris geen geheimen geopenbaard. R. heeft aan de notaris de instructie gegeven een afschrift van het testament van 25 november 2004 aan de klager te verzenden met het (kennelijke) oog op zijn hoedanigheid van executeur. Dit handelen is dan ook niet klachtwaardig.

2.

De klager heeft in overleg met zijn echtgenote besloten de thuishulp een e-mail te sturen. De klager gaat ervan uit dat de wijziging van het testament zou zijn ingegeven door de handelwijze van de klager met betrekking tot de koop van de woning door de thuishulp. Dat blijkt nergens uit. Overigens heeft de notaris de klager slechts geïnformeerd over het schriftelijkheidsvereiste bij de koop van een woning en over het feit dat een schriftelijke koopovereenkomst, die door partijen is ondertekend, moeilijk ongedaan gemaakt kan worden. De notaris heeft de klager zeker niet het advies gegeven om dezelfde avond een e-mail naar de thuishulp te sturen. Anders dan ten aanzien van het testament van 25 november 2004 heeft R. geen opdracht aan de notaris gegeven om een afschrift van het testament van 10 februari 2007 aan de klager toe te zenden.  Als iemand een notaris vraagt de hem bij of krachtens de wet opgedragen of door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, dan is de notaris in principe verplicht zijn ministerie te verlenen. De in artikel 21 van de Wet op het notarisambt genoemde uitzonderingen doen zich hier niet voor. Bij het wijzigen van een testament moet de notaris erop toezien dat de testateur in staat is zijn wil te bepalen. De notaris heeft vastgesteld dat dit het geval was.

                                             De beoordeling van de klacht

1.

De notaris heeft de klager op 25 november 2004 een afschrift van het testament van R. van die datum toegezonden. Over heit feit dat deze toezending in de ogen van de klager ten onrechte is, klaagt de klager bij zijn brief van 27 januari 2008.

Artikel 99, twaalfde lid, van de Wet op het notarisambt bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Het motief van de wetgever voor het opnemen van deze termijn is in de wetsgeschiedenis (Tweede Kamer II, 1996-1997, 23 706, nr. 12) als volgt verwoord: “(...) De reden daarvoor is met name gelegen in het feit dat na verloop van een bepaalde termijn ervan uit moet kunnen worden gegaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. Gezien het karakter van de procedure, waarbij elke klager zelf de procedure zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, acht ik een dergelijke termijn alleszins aanvaardbaar. De notaris moet ook niet in lengte van jaren kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk naar behoren zijn vast te stellen. (...)”

Al op 25 november 2004 had de klager tot de opvatting kunnen komen dat in zijn ogen de toezending aan de klager van een afschrift van het testament van R. klachtwaardig was. De kamer is dan ook van oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in dit onderdeel van zijn klacht, nu de klacht eerst op 27 januari 2008 en dus na de vervaltermijn van drie jaren, als genoemd in het twallfde lid van artikel 99 van de Wet op het notarisambt, is ingediend bij de kamer. De klager is dan ook niet ontvankelijk in dit onderdeel van de klacht.

2.

Het is de testateur die bepaalt op welke wijze hij over zijn vermogen wenst te beschikken. Een testateur kan dan ook zijn testament steeds eenzijdig wijzigen of herroepen.

In een geval als dit, waarin R. aan de notaris heeft kenbaar gemaakt zijn testament te willen wijzigen, was de notaris verplicht de door R. verlangde werkzaamheden te verrichten, tenzij de notaris gegronde redenen had om zijn dienst te weigeren. De notaris heeft onbetwist gesteld dat die redenen niet aanwezig waren toen hij op 10 februari 2007 de akte met het gewijzigde testament van R. passeerde.

De klager gaat ervan uit dat de actie die hij ondernomen heeft ten aanzien van de thuishulp van R. ertoe heeft geleid dat laatstgenoemde op 10 februari 2007 zijn testament in die zin heeft gewijzigd dat de klager in dit testament niet meer als erfgenaam voorkomt. Bovendien gaat hij er vanuit dat de notaris R. toen niet heeft geïnformeerd over het (door de klager gestelde) advies dat de notaris op 21 of 22 november 2006 aan de klager heeft gegeven.

De notaris heeft gesteld dat uit niets blijkt dat R. op 10 februari 2007 als gevolg van de hiervoor nader omschreven actie van de klager zijn testament heeft gewijzigd noch of hij een eerdere wijziging heeft gehandhaafd.

De kamer begrijpt dat de notaris niet méér of anders heeft kunnen reageren op hetgeen de klager ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft gesteld dan hij heeft gedaan, omdat de notaris tot geheimhouding verplicht is ten aanzien van al hetgeen waarvan hij op grond van zijn werkzaamheid als notaris kennis neemt, terwijl gesteld noch gebleken is dat bij of krachtens de wet anders is bepaald. De notaris mag dan ook niet verklaren over hetgeen hij met R. wel of niet heeft besproken in het kader van het testament van 10 februari 2007.

De verklaring van E.J.M. X.-R. van 30 mei 2008, die de klager tijdens de openbare behandeling heeft overgelegd, bevat geen bewijs voor de stelling van de klager dat de notaris R. in het kader van het testament van 10 februari 2007 ten onrechte niet heeft geïnformeerd over het advies dat de notaris op 21 of 22 november 2006 volgens de klager aan hem heeft gegeven. Naar het oordeel van de kamer moet het ervoor worden gehouden dat de klager voor dit klachtonderdeel onvoldoende bewijs van zijn stellingen heeft gepresenteerd.

Op grond van deze overwegingen komt de kamer tot de conclusie dat klachtonderdeel 2 ongegrond is.

                                                           De beslissing

De kamer:

verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover deze betrekking heeft op de toezending van een afschrift van het testament van R. van 25 november 2004;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, voorzitter, M.P.F. van Dooren, J.J.G.M. Kuijpers, H.J.M.E. Mathijsen en J.A.P. Dings, bijgestaan door L.G.H. Cox, secretaris, en op 16 juli 2008 in het openbaar uitgesproken door de plv.-voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris,                                                          De plv.-voorzitter,

mr. L.G.H. Cox                                                        mr. P.J. Voncken