ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0227 Kamer van toezicht Breda Kl 2/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0227
Datum uitspraak: 25-04-2008
Datum publicatie: 30-07-2009
Zaaknummer(s): Kl 2/2008
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Belehrungspflicht

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA.

Beslissing van de voorzitter van voormelde kamer op de op 25 februari 2008 ingekomen klacht van [naam], wonende te [plaatsnaam], namens zijn moeder mevr. [naam], eveneens wonende te [plaatsnaam], tegen notaris mr. [naam], gevestigd te [plaatsnaam].

Het verloop van de zaak.

Omdat de klacht tevens behelst een geschil met de notaris over de hoogte van door hem voor zijn werkzaamheden in rekening gebracht kosten, is op verzoek van klaagster, nadat zij is gewezen op de bij artikel 55, lid 2 van de Wet op het notarisambt gegeven mogelijkheid dit geschil ter (integrale) behandeling voor te leggen aan de voorzitter van ring Breda van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, dit onderdeel van de klacht aan die ringvoorzitter ten behoeve van die behandeling doorgeleid.

Onder mededeling van het vorenstaande is de notaris vervolgens in de gelegenheid gesteld op het resterende, hierna te noemen, onderdeel van de klacht te reageren, van welke gelegenheid hij bij brief van 10 april 2008, met bijlage, gebruik heeft gemaakt.

Het vervolgens terzake van de klacht op de voet van artikel 99, lid 2 van de Wet op het notarisambt gehouden summiere onderzoek geeft aanleiding hierop terstond en zonder het horen van partijen te beslissen.

De inhoud van de klacht en het standpunt van klager .

Het resterende onderdeel van klacht betreft het verwijt van klaagster dat de notaris bij gelegenheid van een op 14 december 2007 plaatsgehad hebbend gesprek haar onduidelijke informatie heeft verstrekt met betrekking tot het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap van haar overleden moeder en dat hij haar daarbij onheus zou hebben bejegend.

Klaagster doet aanvoeren dat zij door de onduidelijke uitleg van de notaris bepaalde dingen niet begreep, waarna haar zoon uiteindelijk bij het gesprek werd geroepen. Haar zoon heeft op een gegeven moment het gesprek beëindigd, omdat hij van mening was dat de notaris klaagster kleineerde en hen tegen elkaar uitspeelde.

Klaagster is derhalve van mening dat de notaris jegens haar niet die beleefdheidsvormen in acht heeft genomen die hem als notaris passen.

Het standpunt van de notaris.

De notaris betwist de stellingen van klaagster. In zijn opvatting is het verloop van het met klaagster gevoerde gesprek en de gebeurtenissen nadien als volgt geweest.

voorzittersbeslissing klacht                                                      pagina 2

klacht [naam]/notaris mr. [naam]

Het gesprek heeft buiten aanwezigheid van klaagsters zoon plaatsgevonden en omdat klaagster daarbij heeft aangegeven dat zij geen inzicht had in de financiën van haar overleden moeder, heeft hij haar ingelicht over de gevolgen van een zuivere aanvaarding en voorts uitleg verstrekt over de voor- en nadelen daarvan. Klaagster is hierna tot de beslissing is gekomen de nalatenschap beneficiair te aanvaarden en heeft de betreffende verklaring daarvoor ondertekend. Na het verlaten van zijn kamer deed klaagster het aan haar zoon, die in de wachtkamer zat, voorkomen alsof zij van hem -de notaris- de nalatenschap beneficiair moest aanvaarden en gaf zij hem –de notaris- het woord om daarover aan haar zoon tekst en uitleg te verstrekken. Hij heeft dit geweigerd en aangegeven dat het niet op zijn weg lag om klaagsters eigen beslissing naar haar zoon toe te verantwoorden

.

De notaris voert aan dat klaagster korte tijd nadat zij en haar zoon waren vertrokken de verklaring tot beneficiaire aanvaarding telefonisch heeft herroepen, kennelijk nadat zij hierover met haar zoon op de terugweg heeft gesproken. De notaris betoogt verder dat hij vervolgens een verklaring van zuivere aanvaarding heeft opgesteld en deze aan klaagster heeft toegezonden met de mededeling die verklaring bij een collega te ondertekenen, zodat er een second opinion zou ontstaan met betrekking tot klaagsters wilsverklaring over zuiver of beneficiair aanvaarden.

Nadat hij die verklaring in gelegaliseerde vorm had terugontvangen heeft hij de door de zoon van klaagster gewenste verklaring van erfrecht opgesteld en is er nadien discussie ontstaan over de declaratie.

De notaris wijst er nadrukkelijk op dat de zoon niet bij het gesprek met klaagster aanwezig is geweest. In zijn opvatting heeft hij niet klachtwaardig gehandeld.

De notaris verzoekt dan ook de klacht ongegrond te verklaren en niet in behandeling te nemen.

In het geval wel tot (verdere)behandeling wordt overgegaan, verzoekt de notaris de door klaagster aan haar zoon verstrekte volmacht voor het indienen van de klacht en haar daarbij te vertegenwoordigen te onderzoeken, omdat deze naar zijn mening niet zo specifiek is dat deze voorziet in een bevoegdheid van de zoon om in een kwestie tussen klaagster en hem op te treden.

Omdat het de zoon met de klacht volgens de notaris hoofdzakelijk is te doen over de in rekening gebrachte kosten, stelt hij verder de ontvankelijkheid ter discussie. Niet klaagster maar uitsluitend de zoon, die de nota moet voldoen, is volgens de notaris belanghebbende bij die klacht.

voorzittersbeslissing klacht                                                      pagina 3

klacht [naam]/notaris mr. [naam]

De beoordeling en de gronden daarvoor.

Het beroep van de notaris op de niet-ontvankelijkheid van klaagster raakt uitsluitend het in haar klacht tevens aan de orde gestelde verwijt over de hoogte van zijn declaraties en staat, aangezien dit onderdeel van de klacht ter behandeling is doorgeleid aan de ringvoorzitter, niet langer ter beoordeling van kamer of haar voorzitter. Dit beroep moet derhalve hier onbesproken worden gelaten.

Ter beoordeling staat immers uitsluitend nog het verwijt van een onduidelijke informatieverstrekking door de notaris aan klaagster en haar onheuse bejegening daarbij.

De door klaagster overgelegde volmacht biedt, anders dan de notaris kennelijk van mening is, voldoende ruimte om daaruit, in ieder geval wat betreft dit onderdeel van klacht, de bevoegdheid van haar zoon haar in deze te vertegenwoordigheden, af te leiden. Er bestaat dan ook geen reden voor een onderzoek daarnaar.

De notaris heeft met de door hem geschetste gang van zaken het verwijt van klaagster gemotiveerd betwist.

De stellingen van klaagster bieden onvoldoende aanwijzingen om, ondanks die gemotiveerde betwisting, de aan de notaris verweten gedragingen in voldoende mate aannemelijk te achten. Niet te verwachten valt dat een nader onderzoek naar de haaks op elkaar staande standpunten van klaagster en de notaris tot ander resultaat zal leiden.

Dit leidt ertoe dat de klacht op het hiervoor genoemde onderdeel als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.

De beslissing.

De voorzitter van de kamer van toezicht

wijst de klacht als zijnde kennelijk ongegrond af.

Deze beslissing is gegeven op 25 april 2008 door mr. M.M. Steenbeek, voorzitter.