ECLI:NL:TNOKARN:2008:YC0453 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2007/846

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2008:YC0453
Datum uitspraak: 08-01-2008
Datum publicatie: 07-06-2010
Zaaknummer(s): 07.831/2007/846
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De wijze waarop de notaris met de aan hem toevertrouwde sieraden is omgegaan, is hoogst onzorgvuldig. De notaris is toerekenbaar tekort geschoten in de verplichtingen die op een bewaarnemer rusten. Het had op de weg van de notaris gelegen om na ontdekking van de vermissing van de sieraden klaagster onverwijld schriftelijk daarover te informeren en aan te geven welke stappen hij voornemens was te nemen teneinde de sieraden terug te vinden. De notaris heeft onzorgvuldig en ondeskundig gehandeld door de boedelgelden niet op een zo hoog mogelijk rentende rekening te storten. De notaris is onvoldoende voortvarend te werk gegaan. De notaris heeft de nalatenschap niet voortvarend afgewikkeld en heeft klaagster niet tijdig geïnformeerd. Aan de notaris wordt een berisping opgelegd.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                                         

                                                      TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2007/846

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem

in de zaak van

[…],

wonende te […],

klaagster,

advocaat mr. A.E.H. Bovy te Nijmegen,

tegen

[…],

notaris te […].

Partijen zullen hierna klaagster en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de brief van 11 juni 2007 met bijlagen namens klaagster, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd

-        de brief van 14 juni 2007 met bijlagen namens klaagster

-        de brief van 31 augustus 2007 met bijlagen van de notaris

-        de brief van 25 september 2007 met bijlagen namens klaagster

-        de brief van 16 oktober 2007 met bijlagen van de notaris

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 27 november 2007.

2. De feiten

2.1 Klaagster en haar broer zijn de enig erfgenamen van hun op 9 september 2003 overleden moeder [A]. Op hun verzoek is de notaris opgetreden als boedelnotaris bij de afwikkeling van de nalatenschap. 

2.2 Tot de nalatenschap behoorde onder meer een aantal sieraden e.d. Deze bevonden zich gedeeltelijk in een bankkluis en gedeeltelijk in een sieradendoos. De inhoud van de bankkluis is op 17 december 2003 door de notaris in bewaring genomen. De sieradendoos met inhoud is op 26 januari 2006 door de broer van klaagster aan de notaris in bewaring gegeven.

2.3 Bij brief van 24 januari 2006 heeft klaagster aan de notaris verzocht de in bewaring gegeven en nog te geven sieraden e.d. te laten taxeren. Op 21 april 2006 heeft klaagster dit verzoek aan de notaris herhaald.

Bij brief van 10 mei 2006 heeft de notaris geantwoord dat de taxatie op 11 februari 2006 heeft plaatsgevonden en heeft hij klaagster een kopie van het taxatierapport gezonden.

2.4 Uit dit rapport is door klaagster afgeleid dat de sieraden afkomstig uit de bankkluis van haar moeder niet in de taxatie waren meegenomen. In verband daarmee heeft zij met de notaris een afspraak gemaakt om op 18 mei 2006 de in bewaring gegeven zaken op het kantoor van de notaris te komen bekijken.

2.5 Bij gelegenheid van het bezoek van klaagster aan het notariskantoor op 18 mei 2006 heeft de notaris klaagster meegedeeld dat de sieraden uit de bankkluis, met uitzondering van een vijftal munten, waren verdwenen. De notaris heeft daarvoor geen verklaring kunnen geven.

2.6 Bij brief van 30 mei 2006 heeft klaagster de notaris bericht dat zij nog geen schriftelijke bevestiging van hem heeft ontvangen dat de bewuste in bewaring gegeven sieraden niet meer op het notariskantoor aanwezig zijn en heeft zij de notaris aansprakelijk gesteld voor de schade. Bij brief van 21 juni 2006 heeft klaagster de notaris verzocht op haar brief van 30 mei 2006 te reageren.

2.7 De notaris heeft op 27 juni 2006 de verdwijning van de sieraden schriftelijk aan klaagster bevestigd. Daarbij heeft hij als mogelijke reden voor de verdwijning genoemd een inbraak of het abusievelijk meegeven van de sieraden met zaken die tot een andere nalatenschap behoorden. Verder heeft hij voorgesteld om de vermiste sieraden te laten taxeren aan de hand van foto's die daarvan in het verleden gemaakt zijn.

2.8 Die taxatie heeft op 9 december 2006 plaatsgevonden. Klaagster heeft bij brief van 12 december 2006 de notaris verzocht een kopie van het taxatierapport aan haar toe te zenden. Dit verzoek heeft klaagster verscheidene malen herhaald. Bij brief van 15 februari 2007 heeft de notaris het rapport aan klaagster toegestuurd. Verder heeft hij daarin meegedeeld de schadeclaim aan zijn aansprakelijkheidsverzekeraar te hebben voorgelegd.        

2.9 De notaris heeft de onder zijn beheer berustende boedelgelden aanvankelijk op een betaalrekening gestort. Op 10 februari 2005 zijn deze gelden naar een hoger rentende bankrekening overgemaakt. De notaris heeft aan klaagster toegezegd een vergoeding voor het renteverlies te zullen betalen.

3. De klachten

3.1 Klaagster heeft vijf klachten tegen de notaris ingediend, die - kort samengevat - als volgt kunnen worden weergegeven.

a. De notaris heeft onvoldoende zorg gedragen voor de aan hem in bewaring gegeven sieraden, als gevolg waarvan aan aantal van die sieraden uit zijn kantoor zijn verdwenen.

b. De notaris is in de afwikkeling van zijn schadeveroorzakend handelen in gebreke gebleven.

c. De notaris heeft onzorgvuldig en ondeskundig gehandeld door de boedelgelden niet op een zo hoog mogelijk rentende rekening te storten, ook niet nadat hem daarom was verzocht.

d. Ondanks verzoeken daartoe wikkelt de notaris de nalatenschap niet af.

e. De notaris heeft in het algemeen onzorgvuldig, ondeskundig en onbetamelijk gehandeld en handelt nog steeds in die zin door niet of zeer laat te reageren op verzoeken van klaagster en door haar niet of niet tijdig te informeren.     

3.2 De notaris heeft tegen de klachten gemotiveerd verweer gevoerd.

4. De motivering van de beslissing

4.1 Volgens artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer overweegt vooraf het volgende. Klaagster heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klachten deze aangevuld met nieuwe verwijten. De Kamer is van oordeel dat deze aanvulling in een zodanig laat stadium heeft plaatsgevonden, dat de notaris zich daartegen onvoldoende heeft kunnen verweren. Deze aanvullende verwijten zullen daarom niet in de beoordeling worden betrokken.

4.3 De Kamer stelt vast dat de notaris op 17 december 2003 in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van klaagsters moeder sieraden uit de bankkluis in bewaring heeft genomen. Vanaf dat moment rustte op de notaris de plicht als een goed bewaarder voor deze zaken te zorgen. De notaris heeft dat niet gedaan. Door een tot nu toe onopgehelderde oorzaak zijn de genoemde sieraden uit het kantoor van de notaris verdwenen en de notaris is niet in staat gebleken deze terug te bezorgen. Bij de behandeling van de klacht is door de notaris verklaard dat hij geen inventarisatielijst van de in bewaring genomen sieraden heeft opgemaakt alsmede dat de sieraden gedurende de tijd dat hij deze in bewaring had, zich bevonden in een (ingebouwde) kast in zijn kantoor, die weliswaar buiten kantooruren afgesloten was, maar die gedurende kantoortijd geopend stond, zodat een ieder die aanwezig was in de ruimte waar deze kast zich bevond, toegang tot de kast en tot de inhoud daarvan had. Voorts heeft de notaris bij de behandeling verklaard dat hij het waarschijnlijk acht dat de sieraden met goederen die tot een andere boedel behoorden, zijn meegegeven.

De Kamer acht de wijze waarop de notaris met de aan hem toevertrouwde sieraden is omgegaan, hoogst onzorgvuldig. De notaris is  toerekenbaar tekortgeschoten in de verplichtingen die op een bewaarnemer rusten, welk tekortschieten des te ernstiger is, nu de sieraden hem uit hoofde van een ambt, dat

bij uitstek zorgvuldig handelen vereist, werden toevertrouwd.  Van een notaris mag worden verwacht dat hij niet alleen grondig inventariseert welke goederen/ sieraden aan hem in bewaring gegeven worden, maar ook dat hij tijdens de bewaarneming de goederen/sieraden bewaart op een veilige plaats waar toegang door derden die zich in het kantoor bevinden, onmogelijk is. Dat alles heeft de notaris nagelaten. Dit betekent dat de eerste klacht gegrond is.

4.4 Klaagster onderbouwt haar tweede klacht met de stelling dat de notaris pas enkele maanden nadat hij van de vermissing van de sieraden op de hoogte was geraakt, klaagster over die vermissing heeft geïnformeerd. In verband daarmee wijst klaagster erop dat zij op 31 januari 2006 met de notaris heeft besproken dat zowel de sieraden uit de sieradendoos als die uit de bankkluis dienden te worden getaxeerd. Uit het taxatierapport had de notaris volgens klaagster kunnen afleiden dat de sieraden uit de bankkluis niet waren getaxeerd en had hij vervolgens de verdwijning daarvan kunnen constateren. De notaris stelt daartegen dat hij pas kort voor 18 mei 2006 heeft ontdekt dat de bewuste sieraden niet meer aanwezig waren.

De Kamer overweegt dat haar onvoldoende is gebleken dat de notaris eerder dan kort voor 18 mei 2006 van de verdwijning op de hoogte was. Dit neemt niet weg dat de notaris wel kan worden verweten onvoldoende ervan op de hoogte te zijn geweest welke zaken door hem in bewaring waren genomen. Niet gebleken is dat de notaris van die zaken een proces-verbaal van inbewaringneming heeft opgemaakt of - zoals reeds is overwogen - een inventarisatielijst heeft aangelegd. Was dit wel gebeurd, dan had zijn medewerker, die de sieraden aan de taxateur heeft getoond, of de notaris zelf na ontvangst van het taxatierapport, kunnen constateren dat niet alle sieraden waren getaxeerd. In dat geval had de notaris ook eerder van de vermissing kennis kunnen nemen.

Een tweede verwijt dat klaagster in het licht van deze klacht maakt, is dat de notaris haar nauwelijks informatie heeft verschaft over de wijze waarop de sieraden door hem werden bewaard en over de toedracht van de verdwijning. Ook heeft de notaris volgens klaagster geen althans onvoldoende dan wel te laat initiatieven genomen om de door haar geleden schade te vergoeden.

De Kamer constateert dat de notaris, na op 30 mei 2006 en 21 juni 2006 door klaagster te zijn aangeschreven, eerst bij brief van 27 juni 2006 klaagster heeft bericht over de mogelijke reden van de verdwijning van de sieraden uit zijn kantoor. In de brief wordt niet aangegeven of notaris inspanningen heeft verricht, en zo ja welke, om de sieraden te achterhalen. Evenmin bevat de brief enige excuses voor de verdwijning van de sieraden. De Kamer is van oordeel dat de notaris hier ernstig in gebreke is gebleven. Het had op de weg van de notaris gelegen om na de ontdekking van de vermissing van de sieraden klaagster onverwijld schriftelijk daarover te informeren en aan te geven welke stappen hij voornemens was te nemen teneinde de sieraden terug te vinden. Ook had hij klaagster van zijn inspanningen op de hoogte moeten houden. Een en ander is niet gebeurd. De notaris heeft eerst bij brief van 15 februari 2007 klaagster bericht dat hij haar claim tot schadevergoeding aan zijn verzekeringsmaatschappij heeft voorgelegd. Zeker nu hij al ernstig jegens klaagster in gebreke was door zijn verplichtingen uit de bewaarnemingovereenkomst te verzaken, had van de notaris verwacht mogen worden dat hij op dit punt veel voortvarender was opgetreden

door zo niet de door klaagster geleden schade direct te vergoeden dan toch in ieder geval de schadeclaim onmiddellijk te melden bij zijn verzekeraar.

Uit het vooroverwogene volgt dat de tweede klacht eveneens gegrond is.

4.5 Met betrekking tot de derde klacht stelt de notaris dat hij zelf heeft geconstateerd dat de boedelgelden op een betaalrekening waren gestort en dat op zijn initiatief die gelden zijn overgemaakt naar een meer rentedragende rekening. Naar zijn zeggen heeft de notaris dit op 17 maart 2005 mondeling aan klaagster laten weten en haar toen ook meegedeeld de schade die door het gemis aan rente- inkomsten geleden was, te zullen vergoeden.

De Kamer overweegt dienaangaande als volgt. De notaris erkent dat door zijn toedoen de boedelgelden van 29 juni 2004 tot 10 februari 2005 op een te laag rentedragende rekening hebben gestaan. Door aldus te handelen heeft de notaris de belangen van klaagster niet goed behartigd; hij had de gelden immers zo snel mogelijk en in elk geval vanaf juni 2004 op een - hoger - rentedragende rekening moeten zetten. De Kamer stelt verder vast dat de gemachtigde van klaagster bij brief van 7 januari 2005 de notaris heeft meegedeeld ervan uit te gaan dat de tegoeden van de nalatenschap op een hoogrentende bankrekening stonden. Dit betekent dat de notaris kort na die datum ermee bekend heeft kunnen zijn dat de boedelgelden op een te laag rentende rekening stonden. Nu de notaris stelt zelf de omissie te hebben geconstateerd en uit eigen initiatief de gelden op 10 februari 2005 te hebben overgemaakt, heeft hij kennelijk geen dan wel onvoldoende notitie genomen van de inhoud van de brief van 7 januari 2005. Ware dit wel het geval geweest, dan had de notaris de gelden immers meteen na deze datum kunnen overmaken. Ook hier is door de notaris onzorgvuldig gehandeld en treft de klacht doel. Het feit dat de notaris heeft toegezegd de gederfde rente te zullen vergoeden kan aan het voorgaande niet afdoen.

Nu partijen inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de te vergoeden rente, kan het oordeel van de Kamer over de hoogte van deze schade post achterwege blijven.    

4.6 Klaagster stelt de notaris na 8 november 2006 herhaalde malen te hebben verzocht om tot afwikkeling van de nalatenschap te komen en om rekening en verantwoording af te leggen. De notaris betoogt steeds te hebben aangegeven dat rekening en verantwoording zouden volgen bij de eindafrekening en het beëindigen van zijn activiteiten, maar dat na aanvankelijk onenigheid tussen de erfgenamen de kwestie van de verdwenen sieraden en de rentederving voor vertraging zorgden.

De Kamer wil aannemen dat de afwikkeling van een nalatenschap vertraging kan oplopen door onvoorziene omstandigheden. Daarvan was in het onderhavige geval slechts in zoverre sprake dat, als gevolg van de verdwijning van de sieraden, de hoogte van de schadevergoeding diende te worden vastgesteld door direct een taxatie te laten verrichten. In plaats daarvan kondigde de notaris bij brief van 15 februari 2007 slechts aan dat hij de claim had voorgelegd aan zijn verzekeraar en bleef het, ook na een schriftelijk verzoek van klaagster van 27 februari 2007 om tot afwikkeling over te gaan, stil aan zijn zijde. Ook een vergoeding voor de rentederving had de notaris zonder meer op een veel eerder tijdstip moeten voorstellen.

De Kamer is van oordeel dat de notaris onvoldoende voortvarend te werk is gegaan, zulks geldt te meer nu na zijn tekortschieten jegens klaagster een onverwijlde afwikkeling in de rede had gelegen.

De Kamer acht deze handelwijze van de notaris onzorgvuldig. De vierde klacht is daarom gegrond.

4.7 Ook de vijfde klacht acht de Kamer gegrond. Doorvoor geldt, naast hetgeen hiervoor reeds is overwogen met betrekking tot het niet of te laat reageren op verzoeken van klaagster respectievelijk het onvoldoende informeren van klaagster door de notaris, nog het volgende.

Hoewel de verklaring van erfrecht reeds op 21 oktober 2003 is opgemaakt, ontvangt klaagster daarvan eerst een afschrift op 2 februari 2004, en pas nadat zij daarom bij brief van 8 januari 2004 had verzocht.

Eerst bij brief van 8 februari 2005 beantwoordt de notaris de brief van klaagster van 23 augustus 2004 met een verzoek om informatie.

Ondanks schriftelijke verzoeken daartoe van klaagster van 12 december 2006 en 13 februari 2007 zendt de notaris pas op 15 februari 2007 een kopie van het taxatierapport van 9 december 2006 van de sieraden uit de bankkluis aan klaagster toe.  

Een en ander geeft er blijk van dat de notaris te traag en steeds na een of meer verzoeken van klaagster aan zijn informatieplichten heeft voldaan. De Kamer beoordeelt dit gedrag van de notaris als onbetamelijk althans als onzorgvuldig.

4.8 De Kamer acht het optreden van de notaris, zoals hiervoor overwogen, onzorgvuldig en verwijtbaar. Een tuchtrechtelijke maatregel is dan ook op zijn plaats is. In aanmerking genomen dat alle klachten gegrond zijn en gezien de samenhang en het verband tussen de klachten, waarbij het schenden van de verplichtingen uit de bewaarnemingovereenkomst als een zeer ernstige tekortkoming wordt beschouwd, acht de Kamer het opleggen van een berisping een passende sanctie. 

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klachten tegen de notaris gegrond,

legt de notaris daarvoor de maatregel van berisping op.

Deze beslissing is gegeven door  mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, R.P.K.J. van Gerven, J.G.T.M. Castrop en L.A. van Son, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2008.

De secretaris                                                                  De voorzitter