ECLI:NL:TNOKARN:2008:YC0354 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/853

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2008:YC0354
Datum uitspraak: 02-06-2008
Datum publicatie: 09-12-2009
Zaaknummer(s): 07.831/2008/853
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van het testament van erflaatster. De notaris heeft verklaard dat het testament de wil van klaagster inhoudt. De Kamer heeft geen aanleiding om aan de verklaring te twijfelen. Niet gebleken is dat erflaatster, toen zij met de notaris sprak, op een andere wijze over haar nalatenschap wilde beschikken dat zij heeft gedaan. De notaris heeft juist gehandeld om klaagster niet toe te laten bij het gesprek tussen erflaatster en de notaris. Het verwijt dat de notaris geen afschrift van het testament aan erflaatster heeft verzonden acht de Kamer onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig. De Kamer is ervan overtuigd dat de notaris geen andere dan goede bedoelingen heeft gehad bij het benaderen van klagers kort na het overlijden van erflaatster. De Kamer verklaart de klachten ongegrond.  

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                                         

TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2007/853

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem

in de zaak van

[…]

en

[…] ,

beiden wonende te […],

klagers,

tegen

MR. […] ,

notaris te […],

advocaat mr. R.B. Ester te Lent.

De partijen worden hierna genoemd: klaagster, klager, dan wel gezamenlijk klagers, en de notaris.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de brief van 6 januari 2008 van klagers, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd

-        de brief van 14 januari 2008 met bijlagen van de secretaris van de Kamer aan de notaris

-        de brief van 6 februari 2008 met bijlagen van de notaris

-        de brief van 16 februari 2008 van klagers

-        de brief van 3 maart 2008 van de notaris

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 21 april 2008.

2. De feiten

2.1 Op zaterdag 3 maart 2007 is overleden […], hierna te noemen erflaatster. Erflaatster was een nicht van klagers. Klagers zijn, met anderen, betrokken geweest bij het ziekbed en overlijden van erflaatster.

2.2 Op zaterdag 24 februari 2007 heeft erflaatster de notaris naar het ziekenhuis laten roepen, waar zij op dat moment werd verpleegd, voor het opmaken van een testament.

2.3 De notaris is op de avond van die dag bij erflaatster verschenen en heeft, onder overhandiging van zijn visitekaartje, aan de daar toen bij erflaatster aanwezige personen, onder wie klaagster, verzocht de ziekenhuiskamer te verlaten.

2.4 De notaris heeft vervolgens onder vier ogen met erflaatster gesproken over de inhoud van haar testament. Daarna is de notaris naar zijn kantoor gegaan om daar het concept van het testament van erflaatster op te stellen. Later die avond is de notaris met het concept naar erflaatster teruggegaan en heeft hij met haar, buiten aanwezigheid van derden, het testament doorgenomen, waarna dit door haar en de notaris is ondertekend.

2.5 Op dinsdag 27 februari 2007 is erflaatster naar huis gekomen. Op die dag heeft zij in overleg met medewerkers van de bank twee van haar bankrekeningen omgezet in 'en/of-rekeningen' met klaagster.

2.6 De nota voor het opstellen van het testament is op donderdag 1 maart 2007 door erflaatster ontvangen. Daarbij was niet gevoegd een afschrift van het testament.

2.7 Na het overlijden van erflaatster op 3 maart 2007 heeft de notaris op zondag 4 maart 2007 telefonisch contact opgenomen met klager en hem en klaagster uitgenodigd voor een gesprek die middag op zijn kantoor. Klagers hebben daaraan geen gevolg gegeven. Zij hebben de notaris dat door middel van een brief laten weten, welke brief zij met een rouwkaart in de brievenbus van zijn kantoor hebben gedaan.

2.8 Bij brief van 4 maart 2008 heeft de notaris klagers geschreven dat hij hen had uitgenodigd om met elkaar kennis te maken en te spreken over hetgeen ter voorbereiding van de uitvaart nodig is. Verder heeft de notaris in zijn brief onder andere meegedeeld dat erflaatster bij haar testament van 24 februari 2007 alle vorige uiterste wilsbeschikkingen heeft herroepen, zij haar pleegdochter [A] tot enige erfgenaam heeft benoemd en hem, notaris, als executeur heeft aangewezen. Ook heeft de notaris geschreven dat erflaatster heeft bepaald dat de uitvaart moet worden geregeld door klaagster onder verantwoordelijkheid van de executeur.

2.9 De notaris heeft klagers bij brieven van 6 maart 2007 en 20 maart 2007 (met klem) verzocht de sleutels van de woning van erflaatster aan de erfgenaam [A] of aan zijn kantoor af te geven. Klagers hebben op 22 maart 2007 de sleutels aan de notaris overgedragen.

2.10 De rekeningen van de begrafenis van erflaatster en van de koffietafel, die aan klagers waren verzonden, zijn op 26 april 2007 door de notaris voldaan.                      

3. De klachten

3.1 Klagers formuleren een groot aantal klachten en vragen, die betrekking hebben op het handelen van de notaris. Bij de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de klachten als volgt samengevat. Klagers hebben met die samenvatting ingestemd.

- De notaris heeft meegewerkt aan het passeren van het testament van erflaatster dat onder druk van [A] is opgesteld en dat niet de laatste wil van erflaatster inhield.

- De notaris heeft met erflaatster over haar testament gesproken en het testament gepasseerd, terwijl buiten de wil van erflaatster daarbij niemand aanwezig was.   

- De notaris heeft geen afschrift van het testament aan erflaatster verzonden.

- De notaris heeft in strijd met hetgeen gebruikelijk is kort na het overlijden van erflaatster contact opgenomen met klagers en heeft het testament geopend zonder overlijdensakte.

- De notaris heeft zich in het algemeen niet als een zorgvuldig executeur gedragen.

3.2 De notaris heeft tegen de klachten gemotiveerd verweer gevoerd.

4. De motivering van de beslissing

4.1 Volgens artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer stelt voorop dat het niet de taak van de Kamer van Toezicht is om vragen, die klagers aan de notaris hebben, te beantwoorden. De Kamer zal die vragen in haar overwegingen dan ook buiten beschouwing laten. Slechts voor zover de vragen een klacht impliceren, zal de Kamer daarop ingaan.

Klagers stellen in hun klachtbrief verder zaken aan de orde waarvan de notaris geen kennis kan dragen, zoals het gebruik van de mobiele telefoon van erflaatster door [A]. De Kamer zal ook die grieven buiten beschouwing laten.

4.3 De Kamer zal eerst beoordelen in hoeverre klagers kunnen worden ontvangen in hun klachten voor zover deze betrekking hebben op het opstellen en passeren van de akte inhoudende het testament van erflaatster. Klagers waren immers geen partij bij die akte. Ook is de Kamer van oordeel dat klagers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de genoemde akte in de zin van artikel 49 Wet op het notarisambt. Voor de vraag wie het recht heeft een klacht in te dienen is een verwijzing naar het rechtstreeks belanghebbendenbegrip in de artikelen 49 en 49b Wet op het notarisambt te beperkt. Er zijn namelijk situaties denkbaar waarin ook diegenen belanghebbenden kunnen zijn die niet met zoveel woorden vallen onder de categorieën genoemd in die artikelen. Of een dergelijke situatie zich voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De Kamer is van oordeel dat in de onderhavige situatie klagers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden. De Kamer overweegt daartoe het volgende. De Kamer is gebleken dat erflaatster niet in staat was zelf een klacht in te dienen tegen de notaris, indien zij daartoe de noodzaak had gezien. Erflaatster was immers ernstig

ziek en is ook een week na het passeren van het testament overleden. Klagers waren op dat moment de naaste familieleden van erflaatster en hebben erflaatster gedurende haar ziekte begeleid en bijgestaan. Gebleken is dat klagers het vertrouwen van erflaatster genoten. Klagers moeten worden geacht zo zeer bij erflaatster betrokken te zijn geweest dat zij voor het indienen van de bedoelde klachten als belanghebbenden zijn aan te merken.

4.4 Klagers verwijten de notaris in de eerste plaats dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het passeren van het testament van erflaatster. De Kamer overweegt daarover het volgende. De notaris heeft gesteld dat hij op 24 februari 2007 om ongeveer 20.30 uur is gebeld met het verzoek om naar het [X] Ziekenhuis in [B] te komen voor een testamentbespreking. Hij heeft aan dat verzoek voldaan. Vervolgens heeft de notaris, naar zijn zeggen, ruim een uur met erflaatster intensief en open overleg gevoerd over de inhoud van het testament. Na het opstellen van het testament heeft hij nogmaals ongeveer een uur over de inhoud daarvan met erflaatster gesproken. De notaris heeft verklaard dat het testament de wil van erflaatster inhoudt. De Kamer heeft geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen. Anders dan klagers betogen is dan ook niet gebleken dat erflaatster, toen zij met de notaris sprak, op een andere wijze over haar nalatenschap wilde beschikken dan zij heeft gedaan of dat zij door een derde onder druk is gezet om op een bepaalde wijze te testeren. Deze laatste veronderstelling kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de omstandigheid, voor

zover al juist, dat het [A] is geweest die de notaris heeft verzocht om naar het ziekenhuis te komen. Klagers hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat, zoals zij betogen, erflaatster bij het opmaken van haar testament onvoldoende bij kennis was om zich te realiseren wat er op dat moment plaatsvond. Door klagers zijn bijvoorbeeld geen medische verklaringen overgelegd waaruit dit zou kunnen blijken, terwijl aan de andere kant de notaris heeft verklaard dat erflaatster op hem een heldere indruk maakte en de opgestelde regeling overzag.

4.5 Klagers beklagen zich er vervolgens over dat de notaris niet heeft toegelaten dat klaagster bij het gesprek tussen erflaatster en de notaris aanwezig was, terwijl dit juist de uitdrukkelijke wens van erflaatster zou zijn geweest.                            

De Kamer is van oordeel dat de notaris hier juist heeft gehandeld. Een testateur moet met een notaris vrij en ongehinderd kunnen overleggen over hetgeen hij in zijn testament wil opnemen. De aanwezigheid van een of meer buitenstaanders bij dat gesprek zou de testateur, wellicht onbewust, kunnen belemmeren vrijuit te spreken. Het is de taak van een notaris daartegen te waken. De notaris heeft dan ook de geldende zorgvuldigheid in acht genomen door de aanwezigen in de kamer van erflaatster te verzoeken deze te verlaten, zodat erflaatster in alle vrijheid haar laatste wil aan hem kon kenbaar maken. Niet is gebleken dat de notaris daarbij overhaast of overigens onzorgvuldig te werk is gegaan.

4.6 Tegen het verwijt van klagers dat er geen afschrift van het testament aan erflaatster is gezonden, heeft de notaris aangevoerd dat dit niet is gebeurd, omdat erflaatster bij het doornemen van het testament in het ziekenhuis heeft aangegeven daarvan geen leesexemplaar bij zich te willen houden en dat hij, gegeven die omstandigheid, wilde voorkomen dat niettemin een afschrift in de

woning van erflaatster zou gaan rondzwerven, waarbij gold dat onbekend was of en wanneer erflaatster thuis zou komen.

De Kamer overweegt dat, wanneer in het algemeen een notaris de indruk heeft dat een erflater niet wil dat een afschrift van het testament aan hem wordt toegezonden, hij die toezending achterwege kan laten. Onder de omstandigheden zoals die hiervoor door de notaris zijn aangegeven, acht de Kamer het niet onzorgvuldig dat de notaris geen afschrift van het testament aan erflaatster of haar woonadres heeft verstuurd.

4.7 Klagers betitelen het feit dat de notaris hen op zondag 4 maart 2007 telefonisch heeft benaderd voor het maken van een afspraak als onbetamelijk. De notaris heeft uitgelegd dat hij, na het vernemen van het overlijden van erflaatster, klagers heeft opgebeld om als executeur kennis met hen te maken en om, gelet op de rol die erflaatster in haar testament aan klaagster had toebedacht bij de uitvaart, die rol alsook enkele persoonlijke wensen van erflaatster met hen te bespreken. De notaris zegt dat het hem erom ging dat klaagster zich geruggensteund zou voelen bij de regeling van de uitvaart.

De Kamer is ervan overtuigd dat de notaris geen andere dan goede bedoelingen heeft gehad bij het benaderen van klagers. Dat de notaris hier onzorgvuldig heeft gehandeld is ook niet gebleken. De notaris was per slot van rekening door erflaatster bij testament aangesteld als executeur onder wiens verantwoordelijkheid de uitvaart diende plaats te vinden. In zo'n geval is het alleszins begrijpelijk dat de notaris met degene aan wie de feitelijke regeling van de uitvaart is opgedragen en die hij bovendien niet kende, wilde kennismaken en overleggen. 

Anders dan klagers veronderstellen is het niet noodzakelijk dat een notaris over de overlijdensakte van een erflater beschikt, alvorens hij zich over de inhoud van het testament kan uitlaten. Daarvoor is voldoende dat een notaris bekend is met het overlijden van de erflater. In het onderhavige geval was hiervan bij de notaris blijkbaar sprake.

4.8 Klagers voeren verder nog de volgende bezwaren tegen de notaris aan.

- De notaris heeft tegenover bankmedewerksters ongemotiveerd zijn twijfel uitgesproken over de toerekeningsvatbaarheid van erflaatster, nadat erflaatster twee bankrekeningen had omgezet in 'en/of-rekeningen'. Klagers vinden dat de notaris hiermee hun integriteit in twijfel heeft getrokken. De Kamer overweegt dat klagers niet aangeven in welke zin de notaris zich heeft uitgelaten, zodat niet kan worden beoordeeld of hem een verwijt valt te maken. Ook wordt door klagers niet beargumenteerd waarom hun eigen integriteit hier in het geding is geweest.

- De notaris heeft de rekeningen van de begrafenis en koffietafel niet tijdig betaald, zodat klagers, aan wie die rekeningen in eerste instantie waren verzonden, tot betaling werden aangemaand. De Kamer stelt vast dat de rekeningen op 26 april 2007 door de notaris zijn voldaan. Wanneer de notaris in het bezit is gesteld van de rekeningen is de Kamer onduidelijk, maar dit zal in ieder geval enige tijd na de uitvaart van erflaatster op 7 maart 2007 zijn geweest. De Kamer acht de betaling niet zodanig laat gedaan dat de notaris daarvan een verwijt valt te maken.

- De notaris heeft niet tijdig aan de belastingdienst doorgegeven dat hij de executeur was van de nalatenschap van erflaatster met als gevolg dat klagers van de belastingdienst correspondentie ontvingen, die voor de notaris bestemd was. De

notaris stelt dat hij de informatie over zijn executeurschap wel tijdig heeft doorgegeven. De Kamer kan, nu de notaris het verwijt gemotiveerd betwist, niet concluderen dat de notaris hier nalatig is gebleven.  

- De notaris heeft klagers gedwongen enkele persoonlijke bezittingen van erflaatster, waaronder persoonspapieren en sleutels, op zijn kantoor af te geven en heeft zo klagers als loopjongens behandeld. De Kamer overweegt dat de notaris klagers bij brieven van 6 maart 2007 en 20 maart 2007 heeft verzocht de goederen van erflaatster, die nog in hun bezit waren, aan [A] of aan het notariskantoor te bezorgen. Dat de notaris hiermee onjuist heeft gehandeld is de Kamer niet gebleken. Na het overlijden van erflaatster mochten klagers die goederen niet langer meer onder zich houden en kon de notaris, als executeur, verlangen dat deze aan hem of erflaatster zouden worden afgegeven. Nu klagers de bezittingen niet meer op goede grond onder zich hadden, was het aan hen deze te komen afgeven.

- De notaris heeft aan twee legatarissen, te weten een dochter van klagers en een andere persoon, verzocht om de adressen door te geven van twee andere legatarissen, zijnde de andere kinderen van klagers. Klagers achten het verzoek ongepast. Daargelaten of klagers wel voldoende belang hebben om zich te beklagen over dit verzoek, zij zijn hierbij immers niet zelf betrokken, vermag de Kamer niet in te zien waarom de notaris in dit geval geen informatie had mogen vragen.         

4.9 Uit hetgeen de Kamer hiervoor heeft overwogen volgt, dat zij geen van de klachten gegrond acht.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klachten ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door  mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, R.P.K.J. van Gerven, J.G.T.M. Castrop en L.A. van Son, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2008.

De secretaris                                                                  De voorzitter