ECLI:NL:TNOKARN:2008:YC0352 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/886

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2008:YC0352
Datum uitspraak: 30-09-2008
Datum publicatie: 09-12-2009
Zaaknummer(s): 07.831/2008/886
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De notaris heeft niet geheel voldaan aan de tijdige toezending aan het Bureau Financieel Toezicht van de in artikel 24 lid 4 Wet op het notarisambt bedoelde bescheiden. De notaris heeft gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting. De klacht is gegrond. Geen tuchtrechtelijke maatregel.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                                        

TE ARNHEM

  Kenmerk: 07.831/2008/886

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

het

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT) ,

klager,

gevestigd te Utrecht,

tegen

MR. […] ,

notaris met als vestigingsplaats de gemeente […].

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken

-        de brief van het BFT van 27 juni 2008, waarin de klacht is neergelegd

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 26 augustus 2008.

De klacht en de beoordeling daarvan

1. Het BFT verwijt de notaris dat hij, ondanks een verzonden herinnering, niet geheel heeft voldaan aan zijn verplichting tot indiening van de jaarstukken over 2007. Met name heeft de notaris niet ingediend:

- de privé-vermogensopstelling (V-staat)

- de inkomensopstelling (I-staat).

Voor het verwijt verwijst het BFT naar het bepaalde in art. 112 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) in verband met art. 24 lid 4 Wna. Het BFT acht de tekortkoming klachtwaardig, omdat als gevolg daarvan een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de notariële praktijk wordt belemmerd.

2. De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat er sprake is geweest van een miscommunicatie tussen hem en zijn accountant als gevolg waarvan de bedoelde stukken pas op 23 juli 2008 aan het BFT zijn toegezonden. De notaris zegt afspraken te hebben gemaakt met zijn accountant om te voorkomen dat in de toekomst zijn jaarstukken te laat worden ingediend.

3. De Kamer overweegt dat volgens art. 98 lid 1 Wna notarissen aan tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4. Op grond van art. 24 lid 4 Wna dient een notaris onder meer een opstelling van zijn privévermogen en een opstelling van zijn inkomen binnen vier maanden na afloop van een boekjaar gereed te hebben. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT met ten hoogste twee maanden worden verlengd. Ingevolge art. 112 lid 1 Wna is de notaris verplicht de opstelling van zijn privévermogen en de opstelling van zijn inkomen aanstonds na het verstrijken van de termijn, bedoeld in art. 24 lid 4 Wna, bij het BFT in te dienen.

5. Gebleken is dat de notaris de hiervoor genoemde opstellingen niet aanstonds na het verstrijken van de termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar 2007 aan het BFT heeft toegezonden. Door de notaris is niet verzocht die termijn te verlengen. De notaris heeft ook niet tijdig gereageerd op de door het BFT verzonden herinnering van 3 juni 2008 om de genoemde stukken alsnog toe te sturen. Voor zover hierbij sprake is geweest van miscommunicatie tussen de notaris en zijn accountant, komt deze voor risico van de notaris.

6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de notaris heeft gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting, zoals bedoeld in art. 98 lid 1 Wna. De klacht van het BFT is dus gegrond. 

In aanmerking genomen de verklaring van de notaris dat hij met zijn accountant afspraken heeft gemaakt over een tijdige indiening van zijn jaarstukken, neemt de Kamer aan dat de notaris in het vervolg ervoor zal zorg dragen dat zijn volledige jaarstukken binnen de wettelijk voorgeschreven termijn door het BFT zullen worden ontvangen. Om die reden zal aan de notaris thans geen tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd.

De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht gegrond, maar acht geen termen aanwezig de notaris een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. R.P.K.J. van Gerven, J.G.T.M. Castrop, L.A. van Son en dhr. E. Bos (plv.), leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 30 september 2008.

De secretaris                                                                                      De voorzitter