ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0078 Kamer van toezicht Amsterdam 387178 / NT 07-46 Pee
ECLI: | ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0078 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-09-2008 |
Datum publicatie: | 19-09-2008 |
Zaaknummer(s): | 387178 / NT 07-46 Pee |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht gegrond zonder maatregel |
Inhoudsindicatie: | Schending geheimhoudingsplicht. Klager heeft onvoldoende feiten gesteld waaruit die schending zou blijken. De enkele stelling dat niet goed is voor te stellen hoe de zuster anders dan uit het dossier van [H] aan zijn financiële gegevens is gekomen, is daartoe onvoldoende. |
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 9 september 2008 op de klacht met nummers 387178 / NT 07-46 Pee van:
[klager],
wonende te [woonplaats],
tegen:
[kandidaat-notaris],
kandidaat-notaris te [vestigingsplaats].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 21 december 2007;
- verweerschrift van 14 januari 2008;
- repliek met bijlage van 7 februari 2008;
- dupliek van 6 maart 2008;
- fax van klager aan de kamer van 30 juni 2008.
Bij de mondelinge behandeldeling van de klacht op 3 juli 2008 waren klager en de kandidaat-notaris aanwezig. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten toegelicht. Uitspraak is bepaald op 9 september 2008.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Klager heeft een relatie gehad met een zuster van de kandidaat-notaris (hierna: de zuster). Uit deze relatie is een dochter, Inez, geboren. Kort daarna is de relatie gestrand.
b. De zuster heeft een verzoekschrift tot vaststelling alimentatie ingediend bij de rechtbank Utrecht. In deze procedure trad de advocaat mr. [G] voor haar op. Hij heeft op 15 juni 2006 een brief aan klager geschreven die de volgende passage bevat:
“Op basis van informatie van cliënte over uw inkomen en uitgaven hebben wij berekend dat in de huidige situatie en conform de geldende regels u geacht wordt en in staat bent een maandelijkse bijdrage voor Inez te voldoen van € 550,00 per maand.”
c. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen [G], omdat hij, zonder dat klager daarvoor toestemming had verleend, tegen hem is opgetreden. Dit had volgens klager wel gemoeten, omdat [G] – in de tijd dat hij werkzaam was bij het kantoor [X] – kantoorgenoot was van de advocaat mr. [H], die in 2004 in een familierechtelijke kwestie voor klager was opgetreden. De kandidaat-notaris was indertijd eveneens verbonden aan [X]. In 2006 is de kandidaat-notaris, samen met onder meer [G], het kantoor [Y] gestart.
d. [G] heeft zich, na interventie door de Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten, teruggetrokken. In een brief aan de Deken van 20 oktober 2005 stelt hij niet door de kandidaat-notaris te zijn ingelicht over de relatie tussen klager en [H].
e. Bij beschikking van 28 maart 2007 heeft de rechtbank Utrecht de bijdrage van klager in de kosten voor de verzorging en de opvoeding van Inez gesteld op € 550,00 per maand over de periode van 16 december 2005 tot 1 januari 2007, en op € 480,00 per maand per
1 januari 2007.
2. De klacht
2.1 Klager stelt dat het er de schijn van heeft dat de kandidaat-notaris tegen hem is opgetreden zonder dat klager daarvoor toestemming had gegeven, en dat niet ondenkbaar is dat hij daarbij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Dat de kandidaat-notaris tegen klager is opgetreden zou onder meer blijken uit het feit dat de kandidaat-notaris zijn zuster vergezelde bij de mondelinge behandeling van het alimentatieverzoek. Hij had dat volgens klager niet zonder diens toestemming mogen doen, omdat de kandidaat-notaris een oud-kantoorgenoot is van [H], die in het verleden voor klager is opgetreden. Voor zijn stelling dat niet ondenkbaar is dat klager zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, wijst klager op het feit dat [G] in zijn brief van 15 juni 2006 melding heeft gemaakt van hem ter beschikking staande gegevens over het inkomen en de uitgaven van klager. Deze gegevens waren volgens klager tot op dat moment niet aan de zuster bekend. Klager stelt nooit met haar te hebben samengewoond en haar nooit inzage in zijn administratie te hebben gegeven. Hij bestrijdt ooit met haar, of met haar familie, over zijn financiën te hebben gesproken. Zijn financiële gegevens kunnen echter wel worden opgemaakt uit de aangifte inkomstenbelasting, die was opgenomen in het dossier van [H]. Nu [G] heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat [H] eerder voor klager was opgetreden, lijkt de enig overgebleven mogelijkheid te zijn dat deze gegevens via de kandidaat-notaris bij [G] zijn terechtgekomen.
2.2 Klager stelt verder dat klager artikel 5 lid 2 van de Verordening IDS (Verordening interdisciplinaire samenwerking 2003) heeft geschonden door [G] er niet op te wijzen dat klager eerder cliënt van [H] was geweest. Dit artikel dient volgens klager ruim te worden geïnterpreteerd.
3. Het verweer
3.1 De kandidaat-notaris bestrijdt betrokken te zijn geweest bij de alimentatieprocedure, anders dan dat hij zijn zuster op haar verzoek van en naar de rechtbank heeft gebracht omdat het voor haar een emotionele en zware tijd was. Ook bestrijdt de kandidaat-notaris zijn geheimhoudingsplicht te hebben geschonden. Hij had daar ook geen motief voor, omdat klager verplicht was zijn financiële gegevens aan de rechtbank te verstrekken. De kandidaat-notaris betwist verder op enige wijze betrokken te zijn geweest bij de behandeling van, of inzage te hebben gehad in het dossier dat destijds door [H] werd behandeld. De praktijken van de advocatuur en het notariaat waren bij [X] conform de beroepsregels volledig gescheiden, zodat dit ook niet mogelijk was. Op het moment dat de alimentatieprocedure begon te spelen zou de kandidaat-notaris in ieder geval niet meer hebben kunnen beschikken over het dossier van klager, omdat hij het kantoor toen al had verlaten. Ten slotte voert de kandidaat-notaris aan dat zijn zuster en hun beider moeder allebei verklaren dat klager met hen over zijn financiën heeft gesproken, omdat klager en de zuster op enig moment het plan hadden opgevat een huis te kopen. Het is dus niet onmogelijk dat zijn zuster – geheel buiten de kandidaat-notaris om – de draagkracht van klager goed heeft berekend.
3.2 De kandidaat-notaris erkent dat hij [H] er niet op heeft gewezen dat klager een cliënt van [H] was, omdat het niet bij hem was opgekomen dat dit op zijn weg lag. Wel is de kandidaat-notaris zich ervan bewust dat hij dient te voorkomen dat in een zaak die hij behandelt, een kantoorgenoot optreedt ten behoeve van één of meer van de partijen bij die transactie, maar klager is nooit een cliënt van hem geweest.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wet op het notarisambt zijn notarissen en kandidaat-
notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Klager grondt zijn stelling, dat de kandidaat-notaris tegen hem is opgetreden, deels op het feit dat de kandidaat-notaris met zijn zuster is meegekomen naar de zitting waarop het alimentatieverzoek werd behandeld. Dat de kandidaat-notaris daarbij aanwezig was rechtvaardigt echter geenszins de conclusie dat hij tegen klager optrad. Dat de kandidaat-notaris zijn zuster uitsluitend vergezelde om haar morele steun te bieden is alleszins aannemelijk. Verder is niet te achterhalen of de kandidaat-notaris zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Klager heeft onvoldoende feiten gesteld waaruit die schending zou blijken.
De enkele stelling dat niet goed is voor te stellen hoe de zuster anders dan uit het dossier van [H] aan zijn financiële gegevens is gekomen, is daartoe onvoldoende. De kandidaat-notaris heeft andere verklaringen geopperd voor het feit dat [G] in zijn brief van 15 juni 2006 van de juiste financiële gegevens is uitgegaan. Anders dan klager meent zijn deze verklaringen niet onaannemelijk. Op dit onderdeel zal de klacht dan ook ongegrond worden verklaard.
4.3 Artikel 5 lid 2 Verordening IDS bindt de kandidaat-notaris in dit geval niet. Dit artikel ziet immers op voor de (kandidaat-)notaris verboden handelingen. In dit geval heeft een advocaat en niet de kandidaat-notaris een gedragsregel overtreden door tegen klager op te treden. Een andere vraag is of het de kandidaat-notaris fatsoenshalve had gepast om [G] erop te wijzen dat klager cliënt van [H] was geweest. De achterliggende gedachte achter (onder meer) artikel 5 lid 2 Verordening IDS, is dat het vertrouwen in de advocatuur of – zoals bij interdisciplinaire kantoren – het notariaat kan worden geschaad als een kantoorgenoot van een advocaat of notaris tegen een cliënt van diezelfde advocaat of notaris kan optreden. Een (kandidaat-)notaris dient zich hiervan bewust te zijn, te meer wanneer het gaat om een (kandidaat-)notaris van een interdisciplinair kantoor. Het heeft de kandidaat-notaris ontbroken aan dit bewustzijn, want hoewel hij bekend was met het betreffende artikel en hoewel hij wist dat klager cliënt van [H] was geweest – hij heeft dit immers niet ontkend – heeft dit hem er niet toe aangezet om de relatie tussen klager en [H] aan [G] te melden. Door dit na te laten heeft de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, zodat dit onderdeel van de klacht gegrond zal worden verklaard.
4.4 De kamer acht deze nalatigheid echter niet zodanig ernstig dat een tuchtrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd.
4.5 Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De kamer van toezicht:
- verklaart klachtonderdeel 2.2 gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat aan de kandidaat-notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt
opgelegd.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, M. Bijkerk, S.G. Ellerbroek, A.J.W.M. van Hengstum en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2008.
mr. E. van Bennekom, mr. J.A.J. Peeters,
secretaris voorzitter
(Bij ontstentenis van de voorzitter
getekend door het lid van de kamer
van toezicht mr. M. Bijkerk)
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.