ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0069 Kamer van toezicht Amsterdam 383393 / NT 07-42 P

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0069
Datum uitspraak: 20-05-2008
Datum publicatie: 19-09-2008
Zaaknummer(s): 383393 / NT 07-42 P
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De termijn van artikel 99 lid 12 Wna.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 mei 2008 op de klacht met nummers 383393 / NT 07-42 P van:

[klager] ,

wonende te [woonplaats],

klager,

tegen:

[oud-notaris],

oud-notaris te [vestigingsplaats].

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlage van 5 september 2007;

-         verweerschrift van 17 oktober 2007;

-         repliek van 21 november 2007;

-         dupliek van 4 december 2007;

-         brief van klager van 18 december 2007.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 25 maart 2008 zijn klager en de oud-notaris verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten toegelicht. Uitspraak is bepaald op 20 mei 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Op 8 mei 1990 heeft de notaris het samenlevingscontract van klager en zijn partner opgemaakt. Op een lijst van privégoederen, behorende bij het samenlevingscontract, staat:

“Door de heer […]   [klager, KvT] wordt aangebracht:

Nihil

Door mevrouw [,,.] [de partner van klager, KvT] wordt aangebracht:

Nihil (en daarachter, met de hand geschreven, KvT) aan goederen

ƒ 175.000,= ingebracht ter financiering van woonhuis [adres].”

2. De klacht

Klager verwijt de oud-notaris dat hij aan het samenlevingscontract van klager en zijn levenspartner na ondertekening daarvan tekst heeft toegevoegd zonder overleg met of toestemming van klager. Klager stelt het document in deze vorm niet te hebben ondertekend. Bovendien stond het huis niet in [plaatsnaam]. In geval van ondertekening zou het hem zijn opgevallen dat een verkeerde plaatsnaam was vermeld. Ook heeft de oud-notaris geen paraaf bij de toevoeging gezet. Het bedrag van NLG 175.000,- is juist. Klager stelt echter dat het juist niet de bedoeling was dat er financiële gegevens in de samenlevingsovereenkomst zouden staan. Het stuk met de handgeschreven toevoeging bevond zich niet in de administratie van klager en ook niet in het archief van zijn partner. Klager vraagt zich dan ook af waar het vandaan komt. Het is in april/mei 2007 boven water gekomen als bijlage bij een dagvaarding in een slepend geschil tussen klager en de kinderen van zijn dement geworden levenspartner. Klager heeft het samenlevingscontract na ondertekening in deze vorm niet meer onder ogen gehad, in ieder geval kan hij zich dat niet herinneren. Klager heeft met de kinderen van zijn partner, in het vertrouwen dat de oud-notaris het bij het rechte eind had, een regeling getroffen op basis van dit stuk. Hij heeft hierdoor schade geleden.

3. Het verweer

De oud-notaris herinnert zich het passeren van de betreffende akte niet meer. Hij erkent dat de toevoeging van zijn hand is. Hij stelt dat hij aan klager en diens partner, zoals gebruikelijk, een afschrift van de akte en de bijbehorende lijst heeft toegestuurd. Dit blijkt volgens hem omdat klager nu een exemplaar heeft overgelegd. Klager heeft, na ontvangst van het afschrift, niet gereclameerd over aanwezige fouten, aldus de oud-notaris.

Primair is klager in zijn klacht niet-ontvankelijk omdat de in artikel 99 lid 12 Wna genoemde termijn van drie jaar is verstreken. Immers op het tijdstip van het passeren van de akte heeft klager al kennisgenomen van de inhoud van de akte, in ieder geval moet hij een paar dagen later, een afschrift van de akte is op 9 mei 1990 verzonden, van de akte inclusief toevoeging hebben kennisgenomen.

De oud-notaris ontkent verder afschriften met bijlagen aan derden te hebben verstrekt.

De oud-notaris wijst erop dat hij geen enkel belang heeft bij de inhoud van de akte en de lijst en dat hij alleen die gegevens daarin heeft opgenomen die partijen hebben aangedragen. Hij heeft nadien niets aan de akte toegevoegd. Klager stelt in feite dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Een zware en onjuiste beschuldiging. Derden hebben geen invloed op de inhoud van het samenlevingscontract gehad en hebben ook geen toegang tot het dossier van partijen. Het is uitgesloten dat er verschillende akten in omloop zijn.

De beoordeling

4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 jo artikel 98 lid 4 Wna zijn (kandidaat)notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn, aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten - gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren - in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Beoordeeld dient dan te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Een klacht kan op grond van artikel 99 lid 12 Wna worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gewraakte handelen of nalaten. Volgens vaste jurisprudentie van de notariskamer van het gerechtshof te Amsterdam is voor aanvang van deze termijn doorslaggevend het tijdstip waarop de klager van het handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen en niet het tijdstip waarop hij tot de conclusie is gekomen dat dit handelen of nalaten onjuist is. Blijkens de toelichting van de staatssecretaris bij de invoering van deze bepaling wordt een termijn van drie jaar redelijk geacht, omdat door het karakter van de klachtprocedure elke klager deze zelf zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, en omdat de notaris niet in lengte van dagen moet kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk zijn vast te stellen (Kamerstukken II, 23 706, nr. 12, p. 46-47).

4.3 In deze zaak dient dan ook eerst de vraag te worden beantwoord of klager zijn klacht tijdig heeft ingediend. Uit het afschrift van het samenlevingscontract tussen klager en zijn partner blijkt dat akte is verleden te [plaatsnaam] op 8 mei 1990 door de oud-notaris en dat klager en zijn partner de akte, alsmede de lijst van privégoederen behorende bij het samenlevingscontract, hebben ondertekend. Klager was dus bij het passeren van de akte aanwezig. Er wordt vanuit gegaan dat klager en zijn partner een paar dagen later een afschrift van het samenlevingscontract met de bijlage hebben ontvangen. In de praktijk is het immers gebruikelijk dat dergelijke stukken aan partijen worden toegezonden.  

Klager heeft ook geen feiten of omstandigheden genoemd waaruit kan worden afgeleid dat hij niet kort na 8 mei 1990 een afschrift van de akte heeft ontvangen. Sterker nog, klager geeft toe dat hij mogelijk de akte heeft ontvangen en ingezien, maar stelt dat hij zich dat niet meer kan herinneren. Het ligt echter op de weg van klager om feiten of omstandigheden aan te voeren die aannemelijk kunnen maken dat het hem toegezonden afschrift de met de hand geschreven toevoeging niet inhield. Klager heeft uitsluitend gesteld dat het de bedoeling van hem en zijn partner was om geen financiële gegevens in de akte te zetten en dat de toevoeging niet in de akte thuishoorde. Dit is echter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat op het hem toegezonden afschrift de handgeschreven toevoeging niet voorkwam.

Klager heeft het hem toegezonden afschrift niet overgelegd, omdat, zoals hij stelt, dit niet (meer) in zijn bezit is. Niet kan dus worden vastgesteld dat dit afschrift de handgeschreven toevoeging niet inhield en klager dus pas later van de handgeschreven toevoeging en het vermeende handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen.

Er dient dan ook vanuit te worden gegaan dat klager kort na 8 mei 1990, dus bijna 18 jaar geleden, van de inhoud van de akte met toevoeging heeft kennisgenomen, waardoor de termijn voor het indienen van een klacht is verstreken.

4.4 Nu klager reeds op deze grond niet-ontvankelijk wordt verklaard, behoeft hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd met betrekking tot de klacht geen bespreking.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-     verklaart klager in zijn klacht niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, J.P. van Harseler, E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.H. Felix, plaatsvervangend secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2008.

mr. G.H. Felix,                                                            mr. M.Y.C. Poelmann,

Plaatsvervangend secretaris.                                        Voorzitter.