ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0062 Kamer van toezicht Amsterdam 387503 / NT 07-47 AB

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2008:YC0062
Datum uitspraak: 12-08-2008
Datum publicatie: 19-09-2008
Zaaknummer(s): 387503 / NT 07-47 AB
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Beoordeling wilsbekwaamheid.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 augustus 2008 op de klacht met nummers 387503 / NT 07-47 AB van:

1.      [klaagster],

wonende te [woonplaats],

2.      [klager],

woonachtig in [land],

tegen:

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats].

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlagen van 19 december 2007;

-         verweerschrift met bijlagen van 28 januari 2008;

-         repliek van 20 februari 2008;

-         dupliek van 20 maart 2008.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 17 juni 2008 zijn klagers en de notaris verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten toegelicht. Uitspraak is bepaald op 12 augustus 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a.       De moeder van klagers, mevrouw [S] (verder: erflaatster), is in verband met een voorgenomen opname in een bejaardentehuis onderzocht door dr. M.M. Samson, klinisch geriater verbonden aan het UMC. De rapportage van de klinisch geriater van

10 april 2003 luidt, voor zover hier van belang:

“Er is sprake van cognitieve achteruitgang passend bij een dementiesyndroom. Differentiaal diagnostisch wordt een vasculaire dementie danwel een mengbeeld overwogen. Aanvullend zal bij een dagkliniek opname op 31 maart a.s. een MRI-hersenen verricht worden en neuropsychologisch onderzoek plaatsvinden. Daarnaast is uitbreiden van zorg, als patiënte thuis is, en eventueel dagopvang uitbreiden aan te bevelen. Verzorgingshuis is reeds aangevraagd.”

b.      Een zuster van klagers, [H], en haar echtgenoot, [V], hebben de notaris benaderd met het verzoek een (nieuw) testament voor erflaatster op te maken.

c.       Op 18 juni 2004 heeft een kandidaat-notaris, verbonden aan het kantoor van de notaris, een voorbespreking met erflaatster gevoerd over haar voorgenomen testamentswijziging. Bij die bespreking waren [H] en [V] (een dochter en schoonzoon van erflaatster) aanwezig. Het testament diende in die zin te worden gewijzigd dat een pleegzoon van erflaatster als erfgenaam moest worden toegevoegd, en dat [V] tot executeur-testamentair moest worden benoemd.

d.      Op 7 juli 2004 heeft de notaris het testament gepasseerd. Daarbij waren, naast erflaatster, ook [H] en [V] aanwezig.

e.       Op de passeerdatum was erflaatster 87 jaar oud, en woonde zij in een bejaardentehuis. Zij stond op de wachtlijst voor de verzorgingsafdeling van dat tehuis.

f.        In 2006 is erflaatster overleden.

2. De klacht

Klagers stellen dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door het testament van erflaatster te wijzigen, terwijl zij op dat moment al in een vergevorderd stadium van dementie verkeerde, hetgeen de notaris duidelijk had moeten zijn. Indicatoren van het voor situaties als de onderhavige door de KNB opgestelde stappenplan waren in haar geval immers aanwezig. In ieder geval had van hem mogen worden verwacht dat hij informatie over haar geestesgesteldheid had ingewonnen bij de huisarts van erflaatster en/of bij haar verzorgingstehuis. Klagers stellen dat erflaatster nooit zou hebben gewild dat de pleegzoon zou erven. Zij zijn er dan ook van overtuigd dat de inhoud van het testament uit de koker van [H] en [V] komt. Dat de intenties van [H] en [V] niet zuiver zijn, blijkt volgens klagers ook uit het volgende. Erflaatster had klaagster sub 1 gemachtigd tot haar bankrekening. Begin 2004 heeft [H] klaagster sub 1 verzocht om de machtiging aan haar over te dragen. Klaagster heeft erflaatster hierover aangesproken. Erflaatster antwoordde toen dat zij een dergelijk verzoek niet had gedaan en dat zij overdracht van de machtiging ook niet nodig achtte.

3. Het verweer

De notaris voert aan dat de gesprekken die de kandidaat-notaris en de notaris met erflaatster hebben gevoerd geen aanleiding gaven om te veronderstellen dat zij wilsonbekwaam was. Ook een kort tevoren door erflaatster opgesteld en aan de notaris in bewaring gegeven codicil gaf niet de indruk dat zij niet langer in staat was haar wil te bepalen. Bovendien was de wijziging van de erfstelling niet bijzonder ingrijpend, en was de benoeming van [V] tot executeur niet bijzonder, omdat de meeste erfgenamen in het buitenland woonden. De notaris kan zich niet herinneren wat bij het passeren precies is besproken, maar hij stelt bij dit soort zaken altijd de gebruikelijke vragen over de situatie van de testateur, zoals de namen en woonplaatsen van de kinderen, en welke kinderen ze het meest ziet. Hij herinnert zich nog wel dat hij met haar heeft gesproken over de kinderen in het buitenland en de executele die aan [V] moest toekomen. De notaris wijst er nog op dat het Stappenplan van de KNB ten tijde van het opmaken van het testament nog niet bestond, en dat de tijd is genomen voor de voorbereiding van het testament.

4.  De beoordeling

4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Beoordeeld dient dan te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Weliswaar wordt in het rapport van de geriater gesproken over cognitieve achteruitgang passend bij een dementiesyndroom, maar uit dit rapport blijkt niet dat de geestelijke toestand van erflaatster zodanig was dat zij wilsonbekwaam was, laat staan dat zulks voor de notaris kenbaar moet zijn geweest.  Bij dit oordeel wordt mede betrokken dat in het rapport staat vermeld dat door middel van dagopvang en thuiszorg – een lichte vorm van verzorging – voorlopig aan de zorgbehoefte van erflaatster kon worden voldaan. Met dit rapport was de notaris overigens niet bekend. Omstandigheden die de notaris wel bekend waren, zijn de hoge leeftijd van erflaatster, het feit dat zij in een bejaardentehuis woonde, dat zij slechthorend was en ten slotte dat [H] en [V] aanwezig waren bij het eerste gesprek dat met de kandidaat-notaris is gevoerd. Hoewel deze omstandigheden niet zonder meer maken dat de notaris diende te betwijfelen of erflaatster in staat was haar wil te bepalen, had de notaris

– zoals in het notariaat ook gebruikelijk – erflaatster toch apart moeten nemen om buiten aanwezigheid van derden haar wensen met betrekking tot haar nalatenschap door te nemen. Het is de notaris aan te rekenen dat hij dit heeft nagelaten. Dit klemt te meer, nu ook de kandidaat-notaris geen gesprek onder vier ogen met haar heeft gevoerd. Het is overigens de vraag of een gesprek onder vier ogen een andere uitkomst tot gevolg zou hebben gehad. In dit kader is van belang dat volgens klaagster zelf – zo blijkt uit haar relaas over de overdracht van de machtiging aan [H] – erflaatster in 2004 nog in staat was om haar wil te bepalen. De slotsom is dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld, door er niet voor te zorgen dat erflaatster in ieder geval één maal in een gesprek onder vier ogen de gelegenheid is geboden om haar wensen kenbaar te maken. Deze onzorgvuldigheid is tuchtrechtelijk verwijtbaar, zodat de klacht in zoverre gegrond is.

4.3 De onzorgvuldigheid is echter niet zodanig ernstig dat een tuchtrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd.

4.4 Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     bepaalt dat aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel zal worden opgelegd.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, voorzitter, J.P. van Harseler, E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2008.

mr. E. van Bennekom,                                                 mr. A.J. Beukenhorst,

Secretaris.                                                                               Voorzitter.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.