ECLI:NL:TNOKALM:2008:YC0283 Kamer van toezicht Almelo 31 07 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2008:YC0283
Datum uitspraak: 25-03-2008
Datum publicatie: 28-08-2009
Zaaknummer(s): 31 07 Wna
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: In beginsel dient ervan te worden uitgegaan dat de notaris bij het maken van een testament zich ervan heeft vergewist dat de erflater in staat was zijn wil te bepalen en dat hij daarbij de nodige zorgvuldigheid heeft betracht. Dat geldt temeer in een situatie waarin erflater te kennen heeft gegeven dat hij kinderen wil onterven. Niet is komen vast te staan dat de notaris van de gebruikelijke en juiste werkwijze in dit geval is afgeweken.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak:           31 07 Wna

                       UITSPRAAK

 inzake:                   < namen >

                            wonende te < plaatsnaam >,

klagers;

tegen:                           < naam > ,

                             notaris te < plaatsnaam >,

                             hierna te noemen de notaris.

1           Verloop van de procedure

Bij brief van 18 augustus 2007 hebben klagers een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer.

            De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 26 september 2007. Klagers hebben gerepliceerd bij brief van 15 oktober 2007. Bij brief van 9 november 2007 heeft de notaris gedupliceerd en bij brief van 11 februari 2008 is door de notaris een drietal verklaringen overgelegd.

De klachtzaak is ter zitting van 18 februari 2008 behandeld. Klagers zijn in persoon verschenen tezamen met < naam >. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met < naam >, kandidaat-notaris, en < naam >, advocaat.   

2              Toetsingskader

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

Feiten

Gelet op hetgeen klagers en de notaris over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

·         Bij testament van 14 september 2005 heeft de vader van klagers, wijlen de heer < A >, hierna te noemen erflater, beschikt over zijn nalatenschap.

·         De voorbespreking over de inhoud van het testament is door en onder verantwoordelijkheid van de notaris gevoerd.

·         Erflater is op 31 januari 2006 overleden.

4              Standpunten

De klacht komt - samengevat en zakelijk weergegeven - op het volgende neer. Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris bij het opstellen van het testament niet juist heeft gehandeld. Naar de mening van klagers was erflater op dat moment niet meer in staat om zelf zijn wil te bepalen. Klagers wijzen daarbij op de medische problematiek van erflater waardoor een gesprek met hem niet meer mogelijk was. Tevens hebben klagers aangegeven dat zij door het testament zijn benadeeld en dat de notaris op dat punt aanvankelijk heeft willen bemiddelen maar daar later weer vanaf heeft gezien.

Voorts is door klagers melding gemaakt van de geestelijke en lichamelijke situatie zoals zij die vernomen hebben uit het medisch dossier, maar waarvan zij geen stukken over kunnen leggen.

Naar de mening van de notaris is bij het opmaken van het testament correct gehandeld. Omdat erflater ziek was en niet voldoende mobiel heeft de bespreking bij erflater thuis plaatsgevonden. In een situatie als de onderhavige waarin de wens wordt geuit om kinderen te onterven, wordt altijd gevraagd of men zich bewust is van de impact van die bepaling. Voor de notaris was er geen twijfel over de vraag of erflater in staat was zijn wil te bepalen. Ook uit het verdere verloop is niets gebleken wat aanleiding zou hebben moeten geven tot twijfel aan de geestelijke gesteldheid van erflater.

Door de notaris zijn verklaringen van mevrouw < B >, mevrouw < C > en van de huisarts < D > overgelegd.

5              Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Het gaat thans om de vraag of de notaris correct heeft gehandeld door zijn medewerking te verlenen aan het opstellen en passeren van het testament van 14 september 2005. De Kamer overweegt in dit verband het volgende.

Partijen zijn het er over eens dat de notaris er zich van dient te vergewissen dat de persoon die zijn laatste wil laat opmaken ook in staat is zelf zijn wil te bepalen. Klagers zijn van mening dat erflater daartoe niet meer in staat was, terwijl de notaris zegt dat hem dat niet is gebleken.  

In beginsel dient ervan te worden uitgegaan dat de notaris bij het maken van een testament zich ervan heeft vergewist dat de erflater in staat was zijn wil te bepalen en dat hij daarbij de nodige zorgvuldigheid heeft betracht. Dat geldt temeer in een situatie waarin erflater te kennen heeft gegeven dat hij kinderen wil onterven.

Het is de kamer niet gebleken dat de notaris nalatig is geweest, ook al is het opvallend, gelet op het feit dat de notaris op huisbezoek is geweest, dat de notaris zich weinig meer weet te herinneren van het gesprek dat hij met erflater heeft gehad. De notaris heeft daarom hoofdzakelijk alleen kunnen verklaren hoe hij in het algemeen tewerk gaat. Niet is komen vast te staan dat hij van deze gebruikelijke en juiste werkwijze in dit geval is afgeweken.

Klagers hebben medische informatie over de geestelijke gesteldheid van erflater in het geding gebracht. Ook de notaris heeft dat gedaan door een brief van de huisarts over te leggen. De Kamer heeft de indruk dat de brief van de huisarts actuele informatie betreft die de periode beslaat waarin het testament is opgemaakt. Dat lijkt niet het geval bij de informatie van klagers die betrekking heeft op een andere, vroegere, periode. Dat blijkt ook uit de verklaring van de huisarts.

Deze medische verklaringen in samenhang bezien verschaffen evenmin een aanknopingspunt om te veronderstellen dat de notaris steken heeft laten vallen.

Het aspect dat de notaris nadien nog wel heeft willen bemiddelen tussen klagers en de erfgenamen brengt in het voorgaande geen wijziging. Immers hiermee is hooguit gezegd dat de notaris het standpunt van klagers heeft kunnen begrijpen, maar daarmee is niet gezegd dat de notaris heeft moeten aannemen dat erflater niet in staat is geweest zelf zijn wil te bepalen.

Gelet op voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris niet klachtwaardig heeft gehandeld door zijn medewerking te verlenen aan het opmaken van het testament van erflater.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

6              Beslissing

De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzitter, mr. G. van Eerden, mr. F.M.J. Mulder, mr. C.J. Wesseling en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2008.