ECLI:NL:TNOKALM:2008:YC0282 Kamer van toezicht Almelo 33 07 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2008:YC0282
Datum uitspraak: 25-03-2008
Datum publicatie: 24-08-2009
Zaaknummer(s): 33 07 Wna
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Executeur kan niet zelfstandig tot verdeling banktegoed overgaan. Dat is niet veroorzaakt door een gebrek in de door de notaris opgestelde verklaring, maar houdt verband met de bevoegdheden van de executeur.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak:           33 07 Wna

                       UITSPRAAK

inzake:                   < naam > ,

wonende te < plaatsnaam >,

                             klager sub 1,

                             en

                             < naam >,

wonende te < plaatsnaam >,

klager sub 2,

gemachtigde: mr. < naam >;

tegen:                    < naam > ,

                             notaris te < plaatsnaam >,

                             hierna te noemen de notaris.

Verloop van de procedure

Bij brief van 20 september 2007 hebben klagers een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer.

De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 22 oktober 2007. Klagers hebben gerepliceerd bij brief van 14 november 2007. Bij brief van 7 december 2007 heeft de notaris gedupliceerd. Bij brief van 1 februari 2008 is door klagers de uitspraak van 22 januari 2008 in een aanhangig gemaakt declaratiegeschil overgelegd.  

De klachtzaak is ter zitting van 18 februari 2008 behandeld. Klagers zijn in persoon verschenen tezamen met < naam >. De notaris is eveneens in persoon verschenen.   

Toetsingskader

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

Feiten

Gelet op hetgeen klagers en de notaris over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

·         De vader van klagers, wijlen de heer < A >, hierna te noemen erflater, is op 2 april 2006 overleden.

·         Aan de notaris is gevraagd een verklaring van erfrecht op te stellen.

·         De notaris heeft op 27 november 2006 een verklaring van executele afgegeven, waarin tevens de erfopvolging is vermeld.

·         Op 22 januari 2008 is uitspraak gedaan in het door klagers aanhangig gemaakte declaratiegeschil.

Standpunten

De klacht komt - samengevat en zakelijk weergegeven - op het volgende neer. Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris nalatig heeft gehandeld. Klagers geven aan dat de notaris is gevraagd een akte van erfrecht op te stellen zodat klager sub 2 de nalatenschap zou kunnen afwikkelen. Klagers hebben een aantal punten genoemd, welke als volgt zijn samen te vatten.

Klacht 1: de notaris heeft nagelaten de gevraagde en toegezegde verklaring van erfrecht af te geven en heeft in plaats daarvan een verklaring van executele afgegeven.

Klacht 2: de notaris heeft nagelaten een volmacht op te nemen in de verklaring en aldus nagelaten zorg te dragen voor de gevraagde en toegezegde beschikkingsbevoegdheid voor de executeur.

Klacht 3: de notaris heeft niet juist gehandeld door voor te stellen om voor een minimaal tarief (gezien het eerdere tarief voor de verklaring van executele) een nalaten te herstellen zonder hierover openheid aan de executeur en de erfgenamen te geven.

Klacht 4: de notaris is met het antwoord per mail voorbij gegaan aan de feitelijke situatie waardoor klager sub 1 op het verkeerde been is gezet met mogelijk nadelig financieel gevolg.

De notaris geeft aan dat haar opdracht is gegeven en verklaring van erfrecht op te stellen. Dit is ook op die wijze aan de executeur bevestigd en daarbij is uitdrukkelijk opgenomen, dat de verdeling van de nalatenschap niet tot de taak van de executeur behoort en dat daarvoor de medewerking van alle erfgenamen nodig is. Verder wijst de notaris erop dat niet was overeengekomen dat een volmacht zou worden opgemaakt. Tevens noemt de notaris dat reeds in het begin sprake was van een ernstig verstoorde verhouding tussen onder meer de executeur en een mede erfgenaam. Deze laatste heeft aangegeven geen volmacht te willen geven aan de executeur. Ook geeft de notaris aan dat er volledig erfgenaam onderzoek is verricht en dat de opgestelde verklaring wel degelijk tevens een verklaring van erfrecht in de zin van artikel 4: 188 Burgerlijk Wetboek is. Daarbij stelt de notaris dat, nadat klagers hebben aangegeven dat zij ook tot verdeling van de bankgelden hadden willen overgaan, is aangegeven dat met instemming van de bank voor de benodigde volmacht kon worden gezorgd.

Met betrekking tot de klacht over het antwoord op de mail van 30 januari 2007 geeft de notaris aan dat op de vraag over het verlenen van kwijting aan de executeur is geantwoord dat het “vorderingsrecht” jegens een bevoordeelde erfgenaam gedurende een periode van vijf jaar blijft bestaan.

Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Mede gelet op hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen stelt de Kamer vast dat het gaat om de klachten zoals die zijn weergegeven als klacht 2 en klacht 4. De Kamer overweegt hierover het volgende.

Met betrekking tot klacht 2 is naar het oordeel van de Kamer van belang dat de verklaring van 27 november 2006 een verklaring van executele is waarin ook het erfrecht is opgenomen. Ook zijn de bevoegdheden van de executeur onder punt 8, de conclusie, weergegeven. Verder is van belang dat de notaris al in de brief van 15 mei 2006 aan klager sub 2 onder meer heeft meegedeeld dat verdeling van de nalatenschap door de gezamenlijke erfgenamen zal moeten gebeuren. Wel moet worden geconstateerd dat de passage in de brief van 15 mei 2006 op pagina 2, waar wordt gesproken over het kunnen beschikken over banktegoeden, tot verwarring kan leiden. De notaris heeft dit ter zitting ook toegegeven en gezegd dat deze passage deel uitmaakt van een standaardbrief en dat deze passage inmiddels is aangepast. Klager sub 2 heeft kennelijk uit bedoelde passage geconcludeerd dat de executeur ook het restant van banktegoeden kan verdelen, terwijl bedoeld is weer te geven dat de executeur over banktegoeden kan beschikken om schulden te betalen. Dit brengt echter niet met zich dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld. Immers de brief meldt nog steeds dat verdeling gezamenlijk moet plaatsvinden en omschrijft de kerntaak van de executeur. Bovendien heeft de notaris er alles aan gedaan om tot een oplossing voor klagers te komen toen werd aangegeven dat de wens van de executeur om zelfstandig tot verdeling van de bankgelden over te gaan, niet kon worden uitgevoerd. Dit laatste probleem is naar het oordeel van de Kamer niet veroorzaakt door de notaris of door een gebrek in de opgestelde verklaring, maar houdt verband met de bevoegdheden van de executeur. Daarbij is gebleken dat de notaris de nodige uitleg heeft gegeven en heeft voorgesteld op welke wijze tot verdeling kan worden overgegaan. Kennelijk hebben klagers om hen moverende redenen niet op deze wijze tot eenstemmige verdeling willen overgaan en heeft klager sub 2 gezocht naar oplossingen om zelfstandig te kunnen verdelen. Dit brengt echter niet met zich dat de notaris niet juist heeft gehandeld.

Met betrekking tot klacht 4 is de Kamer van oordeel dat de notaris niet onjuist heeft gehandeld. Wel constateert de Kamer dat vrij kort samengevat is geformuleerd en dat het antwoord strikt beperkt is tot de vraagstelling zoals de notaris die samenvat, maar het standpunt van klagers, dat dit mogelijk financieel nadeel tot gevolg zou kunnen hebben, volgt de Kamer niet. Immers door de notaris is uitgelegd waar de hier aan de orde zijnde kwijting betrekking op heeft en dat het beroep op de legitieme portie daar los van staat.

Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris niet klachtwaardig heeft gehandeld.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

Beslissing

De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzitter, mr. G. van Eerden, mr. F.M.J. Mulder, mr. C.J. Wesseling en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2008.

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Afschrift verzonden: 25 maart 2008