ECLI:NL:TDIVBC:2008:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2007/09 t/m 13

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2008:1
Datum uitspraak: 02-07-2008
Datum publicatie: 29-11-2013
Zaaknummer(s): VB 2007/09 t/m 13
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling hond, Maltezer Leeuwtje, geboren 1 september 1993, aangeboden vanwege zwelling naast de anus.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummers: VB 07/09, VB 07/10, VB 07/11, VB 07/12 en VB 07/13

Uitspraak

in de zaken van

X

wonende te A,

appellante van vijf uitspraken

van 15 maart 2007 van het

Veterinair Tuchtcollege

(2005/96, 2005/118, 2005/119, 2005/120 en 2005/121)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraken van 15 maart 2007, verzonden op 16 maart 2007, ongegrond verklaard de klachten van X, wonende te A(hierna te noemen appellante), dat Y (2005/96), Z (2005/118), W (2005/119), V (2005/120), dierenartsen te B, en U (2005/121), dierenarts te A, (hierna te noemen beklaagden) te kort zijn geschoten in de zorg die zij in hun hoedanigheid van dierenarts hadden behoren te betrachten ten opzichte van de hond van appellante, met betrekking tot welk dier hun hulp was ingeroepen.

Appellante heeft bij ongedateerd beroepschrift, ontvangen bij het Veterinair Beroepscollege op 11 mei 2007, beroep ingesteld tegen voormelde beslissingen.

Beklaagden Y, Z, W en V hebben bij brief van 15 juni 2007 op het beroepschrift gereageerd. Beklaagde U heeft bij brief van 22 juli 2007 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 11 maart 2008. Bij die gelegenheid hebben beklaagden Y en W, mede namens beklaagden Z en V, hun standpunten nader toegelicht. Beklaagde U en appellante zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   Op 15 april 2005 heeft appellante haar hond, een Maltezer Leeuwtje, geboren op 1 september 1993 en genaamd Beauty, aan beklaagde U aangeboden vanwege een zwelling naast de anus. Beklaagde U heeft als waarschijnlijkheidsdiagnose ‘anaalklierabces’ gesteld en heeft een kuur met het antibioticum Clavubactin voorgeschreven.

Op 18 april 2005 is gebleken dat appellante de hond slechts de halve dosering van het antibioticum had toegediend, waarna beklaagde U de kuur heeft verlengd.

2.2   Op 25 april 2005 heeft beklaagde U de hond nogmaals gezien. Zij heeft het abces gepuncteerd, waarbij veel bloederig vocht werd verkregen. Het materiaal is niet voor nader onderzoek opgestuurd. Beklaagde U heeft een ander antibioticum, te weten Stomorgyl, voorgeschreven. Tijdens het consult was de buik van de hond gevoelig en tamelijk vol. Beklaagde U heeft dit toegeschreven aan problemen met de defaecatie. Zij heeft geadviseerd de hond te laxeren.

2.3  Op 29 april 2005 heeft beklaagde Z de hond gezien. Hij heeft een biopt van het gezwel genomen voor nader onderzoek. Beklaagde Z heeft verder vastgesteld dat de hond slecht liep, dat haar correctie reflexen achter traag waren en dat zij lumbo-sacraal pijnlijk was. In verband met deze laatste verschijnselen heeft beklaagde Z Corthaphen Forte voorgeschreven in een dosering van 2 x daags 1 tablet, alsmede Prednison in een dosering van 0,25 mg.

2.4  Op 1 mei 2005 heeft beklaagde V de hond gezien. Uit anamnese en onderzoek bleek dat de gezondheidstoestand van de hond na 29 april 2005 verder verslechterd was. Beklaagde V heeft de hond een injectie met Tolfedine en Dexadreson toegediend.

2.5   Op 2 mei 2005 werd beklaagde W geconsulteerd. Zij heeft een röntgenfoto gemaakt en heeft, vanwege buikklachten, de buik extra geïnspecteerd. Zij heeft geen aanwijzingen voor een hernia gevonden. Beklaagde W heeft Dexamethason voorgeschreven. Appellante heeft die dag niet gemeld dat de hond niet wilde drinken en er waren geen bevindingen die dit deden vermoeden. De omvang van het anaalklierabces was duidelijk afgenomen.

2.6   Op 3 mei 2005 heeft beklaagde W de hond weer gezien, omdat de hond snel ademde, sloom was en niet wilde staan. Beklaagde W heeft bloedonderzoek verricht, waaruit bleek dat de nierwaarden erg hoog waren, met name de ureumwaarde. Beklaagde W heeft de mogelijkheid van medicijnvergiftiging overwogen en de hond door middel van een infuus vocht toegediend. In de avond heeft zij dit herhaald.

2.7   Op 4 mei 2005 heeft beklaagde V de hond wederom vocht via een infuus toegediend.

2.8   Later op 4 mei 2005 heeft appellante de hond aangeboden aan beklaagde Y, die een röntgenfoto heeft gemaakt. Om de foto te ontwikkelen heeft beklaagde Y het ontwikkel-apparaat aangezet, dat ongeveer twintig minuten nodig had om op te warmen. Hierna heef hij de praktijk verlaten om hulp te bieden aan een andere patiënt, zonder dit te melden aan appellante. In de afwezigheid van beklaagde Y is de hond van appellante overleden.

3. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

3.1   Appellante heeft gesteld dat zij het niet eens is met de uitspraken, nu niemand van de kliniek schuld heeft. Zij wijst er op dat zij op de laatste dag niet alleen had mogen worden gelaten, dat haar hond door verschillende dierenartsen is behandeld die tot verschillende diagnoses kwamen, dat de dierenartsen hadden moeten overleggen en dat haar hond had moeten worden opgenomen.

Beklaagde U heeft verwezen naar haar standpunt in de stukken die in de procedure bij het Veterinair Tuchtcollege zijn ingediend. Beklaagden Y, Z, W en V hebben gesteld dat zij enkele aanpassingen in de bedrijfsvoering hebben aangebracht ten aanzien van patiënten zoals de hond van appellante –zoals het gebruiken van een intraveneus infuus in plaats van een subcutaan infuus en het sneller opnemen van een dergelijke patiënt-, om naar de eigenaar een duidelijker signaal af te geven omtrent de ernst van de gezondheidstoestand van zo’n patiënt. Zij benadrukken dat dit veterinair gezien niet perse noodzakelijk was en is. Voorts hebben zij gesteld dat er wel degelijk overleg is gevoerd tussen de dierenartsen en dat het hondje te kampen had met verschillende problemen, die ieder op zich adequaat zijn behandeld.

3.2   Het Veterinair Beroepscollege overweegt omtrent de stellingen van appellante als volgt.

Na kennis te hebben genomen van alle stukken die in de procedure zijn ingediend, waaronder het beroepschrift van appellante, en na beklaagden Y en W te hebben gehoord, komt het Veterinair Beroepscollege tot het oordeel dat er veterinair niet onjuist is gehandeld door beklaagden. Weliswaar is het Veterinair Beroepscollege met het Veterinair Tuchtcollege van oordeel dat de combinatie van Tolfedine en Dexadreson, die op 1 mei 2005 door beklaagde V aan de hond is toegediend, niet geïndiceerd is bij een nierpatiënt. Gelet echter op de verslechterde gezondheidstoestand van de hond op 1 mei 2005, acht het Veterinair Beroepscollege het toedienen van deze combinatie aan appellantes hond niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Het Veterinair Beroepscollege heeft voorts in het beroepschrift tegen de vijf uitspraken geen aanknopingspunten gevonden voor andere oordelen, dan die door het Veterinair Tuchtcollege in de bestreden beslissingen zijn gegeven.

Het beroep tegen de vijf uitspraken treft derhalve geen doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep verworpen dient te worden en dat de bestreden beslissingen van het Veterinair Tuchtcollege dienen te worden bevestigd.

4. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        bevestigt uitspraak VTC 2005/96

·        bevestigt uitspraak VTC 2005/118

·        bevestigt uitspraak VTC 2005/119

·        bevestigt uitspraak VTC 2005/120

·        bevestigt uitspraak VTC 2005/121

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden, mr. I.M. Davids,

mr. G. van der Wiel, drs. N.H. Lieben (dierenarts) en drs. M.I. de Nijs (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te Den Haag op 2 juli 2008 in het openbaar uitgesproken.

w.g. secretaris                                                                                   w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris