ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0113 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.610verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0113
Datum uitspraak: 27-05-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.610verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: ministerieplicht

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 27 mei 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 610.2007 ingesteld door:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 6 november 2007 (zaaknummer 484.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 20 november 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 24 november 2007 hebben klagers tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 19 maart 2008 hebben de gerechtsdeurwaarder stukken overgelegd en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 april 2008 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 mei 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers aangevoerd dat het bijzondere karakter van de situatie, de langdurige overlast waarmee ook de gerechtsdeurwaarders bekend zijn, volledig wordt genegeerd. Klagers zijn van mening dat gerechtsdeurwaarders minimale eisen zouden moeten stellen aan de gronden waarop zij ambtshandelingen verrichten. De gestelde feiten voldoen niet aan de definitie van wat nog een feit genoemd kan worden. Klagers blijven bij wat zij in hun inleidende klacht hebben gesteld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat deze tot de executie van het vonnis zijn overgegaan. Klagers achten dat niet terecht, omdat zij zich aan de bij de rechtbank gemaakte afspraken hebben gehouden. Het standpunt van hun tegenpartij dat zij in strijd hebben gehandeld met hetgeen bij dat vonnis is bepaald en dat de tegenpartij daardoor aanspraak kan maken op verbeurde dwangsommen, is niet juist.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht samengevat overwogen dat b ij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt geldt dat volgens artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder, behalve de in dit artikel genoemde uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, altijd verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Het door de gerechtsdeurwaarders met betrekking tot deze ministerieplicht en het eventueel inschakelen van de gewone rechter in hun brief van 12 september 2007 ingenomen standpunt is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

6.2 Zoals door de gerechtsdeurwaarders terecht wordt gesteld dient de gewone rechter te beoordelen of de dwangsommen terecht worden opgeëist. Dat oordeel is bij vonnis van 23 januari 2008 gegeven.

6.3 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend-) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.