ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0110 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.511

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0110
Datum uitspraak: 22-01-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.511
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslag op roerende zaken die toebehoren aan een besloten vennootschap.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 22 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 511.2007 ingesteld door:

G. DRAAIJER,

wonende te Elburg,

klager,

tegen:

L.H.L.M. VAN DER VLOET,

gerechtsdeurwaarder te Arnhem,

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 11 september 2007 (zaaknummer 353.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 1 oktober 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 4 oktober september 2007, ingekomen op 4 oktober 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 december 2007 alwaar

de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 januari 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de uitspraak van de voorzitter is gebaseerd op het gegeven dat hij geen originele facturen heeft overgelegd. Klager heeft de originele facturen op 12 juli 2007 overgelegd, zodat hij die redenering niet kan volgen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder verkort samengevat dat hij beslag heeft gelegd op roerende zaken die toebehoren aan een besloten vennootschap en weigert het beslag op te heffen van zaken waarvan door middel van facturen is aangetoond dat ze in eigendom toebehoren aan de vennootschap.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat t er beoordeling staat of door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Dat is niet het geval. Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele mededeling dat de zaken van een ander zijn, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Het moment waarop beslag wordt gelegd leent zich immers niet voor een uitgebreid onderzoek naar de eigendomsverhoudingen van in beslaggenomen zaken. De derde dient vervolgens aan te tonen dat de zaken hem in eigendom toebehoren. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder klager herhaaldelijk medegedeeld dat klager de originele facturen dient over te leggen. Dit is begrijpelijk omdat de gerechtsdeurwaarder, als hij het beslag op enkele zaken opheft, verantwoording af dient te leggen aan zijn opdrachtgever. Het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt is daarom verdedigbaar, althans niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter een verdere beoordeling te geven.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 Bij de beoordeling van het verzet dient tot uitgangspunt dat niet eerder aangevoerde klachten niet voor het eerst in verzet aan de orde kunnen worden gesteld. De mail van klager van 4 december 2007, waarbij klager bewijsstukken dat zaken aan de besloten vennootschap toebehoren heeft overgelegd, zouden daarom buiten beoordeling worden gelaten ware het niet dat de gerechtsdeurwaarder geen bezwaar heeft gemaakte tegen beoordeling daarvan. Nu de nieuwe klacht in het verlengde ligt van de inleidende klacht, zal de Kamer de door klager nader overgelegde stukken in verzet mede bij haar beoordeling betrekken.

6.2 Naar het oordeel van de Kamer tonen de door klager overgelegde bewijzen niet aan dat de betreffende zaken aan de besloten vennootschap toebehoren. Uit de door klager overgelegde stukken volgt slechts dat de zaken zijn geleverd aan een bepaald adres en niet aan wie de zaken zijn geleverd. Ook uit de betaalbewijzen valt dat niet op te maken.

6.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer voor het overige niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande al behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J. Smit, (plaatsvervangend-) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.