ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0109 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.503verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0109
Datum uitspraak: 22-01-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.503verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Persoonlijke omstandigheden klager

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 22 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 503.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [      ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 augustus 2007 (zaaknummer 292.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 3 september 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 5 september 2007, ingekomen op 7 september 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 december 2007 alwaar

klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 januari 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder hem op basis van door de heer [     ] aan hem verstrekte gegevens ervan beschuldigt verkeerde gegevens te hebben verstrekt. De heer [     ] werkte op dat moment niet meer in opdracht van de gemeente [     ] want hij had de zaak op 22 december 2006 teruggeven. De gerechtsdeurwaarder had echter inlichtingen moeten inwinnen bij bureau [     ] en heeft nagelaten na te gaan of de heer [     ] wel de juiste en bevoegde persoon was om inlichtingen te vragen. Het was klager ook niet bekend dat het CJIB geen medewerking verleent aan schuldhulpbemiddeling.

Door bureau [     ] is hem niet geadviseerd tot betaling over te gaan bij ontvangst van brieven van schuldeisers. Dat staat niet in de brief en berust op een verkeerde lezing daarvan.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn moeilijke persoonlijke omstandigheden. Hij heeft de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat hij begin 2006 schuldsanering had aangevraagd bij de gemeente [     ] en dat hem is geadviseerd om betalingen op te schorten of om schuldeisers contact te laten opnemen met de gemeente. De gerechtsdeurwaarder heeft dit niet gedaan en door zijn toedoen zijn de kosten nodeloos opgelopen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat op een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de verplichting rust om wanneer daarom wordt verzocht, zoals in dit geval door het CJIB, de ambtshandelingen te verrichten waartoe hij bevoegd is. Gesteld noch gebleken is dat het onderhavige dwangbevel niet rechtsgeldig is uitgevaardigd en onherroepelijk is geworden, omdat daartegen niet tijdig verzet is ingesteld. Daardoor zijn de op het dwangbevel vermelde bedragen en ook de bijkomende kosten verschuldigd. Dit is door de wetgever zo bepaald en klager kan de gerechtsdeurwaarder hier geen verwijt van maken. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van klager verschuldigde bedragen tijdig te betalen. Het oplopen van de kosten heeft klager dus aan zichzelf te wijten. Een aanvraag tot schuldhulpverlening staat aan de executie van een dwangbevel niet in de weg. Het standpunt van klager, dat hem is geadviseerd om betalingen aan schuldeisers op te schorten, is ook niet juist. Hem is juist door Bureau [     ] (zie de brief bij het klaagschrift) geadviseerd om tot onmiddellijke betaling van de hoofdsom over te gaan bij ontvangst van brieven van schuldeisers en deze door te verwijzen naar de gemeente om het treffen van incassomaatregelen te voorkomen.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat niet gebleken is dat er door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Hij heeft het bezwaar naar aanleiding van de betekening van het dwangbevel doorgestuurd naar het CJIB voor commentaar. Dat die geen aanleiding zag de executie te staken, kan klager de gerechtsdeurwaarder niet verwijten. De gerechtsdeurwaarder heeft wel met de omstandigheden van klager rekening gehouden. Er is contact opgenomen met de kredietbank naar aanleiding van de mededeling van klager en de beslaglegging is opgeschort.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 Het is juist dat de weergave van de voorzitter van de brief van Bureau [     ] van 1 mei 2007 berust op een verkeerde lezing van wat in die brief staat vermeld. Dit kan echter niet tot vernietiging van de beslissing leiden. Op grond van de inhoud brief van klager van 1 maart 2006 aan de gerechtsdeurwaarder, heeft de gerechtsdeurwaarder terecht contact opgenomen met een medewerker van de Gemeentelijke Kredietbank die heeft medegedeeld dat de schuldbemiddeling was afgewezen.

6.2. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer voor het overige niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J. Smit, (plaatsvervangend-) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.