ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0108 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.502verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0108
Datum uitspraak: 22-01-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.502verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Opdracht tot tenuitoerlegging van drie titels

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 22 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 502.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 augustus 2007 (zaaknummer 305.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 3 september 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 september 2007, ingekomen op 10 september 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 december 2007 alwaar

klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 januari 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat door de advocaat van de wederpartij inderdaad werd verklaard dat hij de gerechtsdeurwaarders had ingeschakeld. Klager acht die verklaring bizar omdat noch de advocaat, noch zijn cliënt aanwezig waren op de zitting bij de rechtbank. Stadsherstel heeft ook aangegeven niets van de opdracht aan de gerechtsdeurwaarders af te weten. De klacht is ook niet gericht tegen de gerechtsdeurwaarders. Echter zij zijn als enigen in staat het bewijs te leveren van de opdracht door een kopie van de originele opdracht voorzien van een handtekening van de opdrachtgever over te leggen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders verkort samengevat dat zij de identiteit van hun opdrachtgever niet bekend hebben gemaakt. Klager en zijn partner achten zich door de onterechte executie zeer gedupeerd. Zij hebben er daarom belang bij om achter de identiteit van de opdrachtgever te komen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat het standpunt van de gerechtsdeurwaarders niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Zij hebben met het doorsturen van het verzoek van de partner van klager aan hun opdrachtgever gedaan wat zij behoorden te doen. Klager kan zich tot die advocaat wenden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 Op grond van het bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders).  Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter zitting is medegedeeld dat de aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders kunnen worden aangemerkt als beklaagden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.

6.2 Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders de opdrachtbrief van 7 augustus 2006 overgelegd. Uit die brief blijkt dat de opdracht om de drie titels te betekenen en te executeren is gegeven door de advocaat mr. [     ], mede namens [     ], die dat op zijn beurt mede heeft gedaan namens Stadsherstel. Op grond van hun ministerieplicht waren de gerechtsdeurwaarders gehouden deze opdracht uit te voeren. Redenen om aan die plicht niet te voldoen zijn gesteld noch gebleken.

6.3 Voor het overige heeft het onderzoek in verzet, anders dan verbetering van de naam van beklaagde, naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J. Smit, (plaatsvervangend-) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.