ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.72verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0101
Datum uitspraak: 15-04-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2008.72verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verschil van mening over uitvoeren opdracht

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 15 april 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 72.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 8 januari 2008 (zaaknummer 507.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 8 januari 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

De beslissing is op 4 februari 2008 nogmaals per fax aan klager verzonden.

Bij brief van 4 februari 2008, ingekomen op 7 februari 2008, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 4 maart 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder verweer gevoerd tegen het verzetschrift en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Bij brief ingekomen op 10 maart 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder nog een nadere reactie gegeven op het verzetschrift.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008 alwaar de gemachtigde van klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 april 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de met de gerechtsdeurwaarder gemaakte afspraak om tot dagvaarden over te gaan bij brief van 28 februari 2007 is bevestigd. Ook is klager in de procedure bij de voorzitter niet gehoord zodat ten onrechte wordt vastgesteld dat het standpunt niet nader kon worden onderbouwd. Voor het overige verwijst klager naar hetgeen hij in zijn inleidende klacht heeft aangevoerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De door klager overgelegde brief van 28 februari 2007 bevindt zich niet in het dossier en van de ontvangst daarvan is ook geen melding gemaakt in de bij het dossier behorende agenda. De door klager gestelde afspraak is evenwel gemaakt, zij het, dat die niet, zoals door klager gewenst, terstond kon worden uitgevoerd, omdat de debiteur nog een reactie gaf op de laatste aanmaning. Bij brief van 9 maart 2007 is klager daarom verzocht te reageren op de brief van de debiteur. Een kopie van die brief wordt door de gerechtsdeurwaarder overgelegd. Klager wenste hierop niet te reageren. De gerechtsdeurwaarder blijft voor het overige bij zijn verweer als gevoerd op de inleidende klacht.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze in strijd met een gemaakte afspraak heeft gehandeld door hem op 9 augustus 2007 mee te delen dat hij geen zin meer had om de zaak voort te zetten. Klager vindt het onterecht dat hij kosten heeft gemaakt waartegenover geen prestatie van de gerechtsdeurwaarder staat. Ook heeft hij extra kosten voor zijn adviseur gemaakt door het nalaten van de gerechtsdeurwaarder.

5. De beslissing van de voorzitter

Voor zover in verzet nog van belang heeft de voorzitter op de inleidende klacht overwogen dat d e gerechtsdeurwaarder een andere lezing van de feiten heeft gegeven. De voorzitter heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld wie het gelijk aan zijn zijde heeft, omdat klager de bewijslast heeft van zijn stelling dat in strijd met de gemaakte afspraak is gehandeld en klager niet heeft meegedeeld hoe hij dat standpunt nader kan onderbouwen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 In verzet is door klager voldoende aannemelijk gemaakt dat door hem de brief van 28 februari 2007 naar de gerechtsdeurwaarder is verzonden. Dat blijkt uit het door klager ter zitting overgelegde journaaloverzicht. In de brief van 28 februari 2007 is de afspraak bevestigd dat er een voorschot door klager wordt overgemaakt, dat er een laatste aanmaningsbrief aan de debiteur zou worden verzonden en daarna de rechtsgang zou worden ingezet.

6.2 Op de door de gerechtsdeurwaarder verzonden aanmaningsbrief heeft de debiteur echter nog gereageerd. Die brief is door de gerechtsdeurwaarder bij brief van 9 maart 2007 naar klager verzonden met een verzoek om commentaar en met het verzoek om de opdracht tot dagvaarden over te gaan schriftelijk te bevestigen. Op die brief is door klager niet gereageerd en klager heeft de stukken na enige tijd bij de gerechtsdeurwaarder opgehaald.

6.3 Op grond hiervan kan het verzet niet slagen. Met verbetering van de gronden acht d e Kamer de beslissing van de voorzitter juist.

7. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerboek, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en mr. A.C.J.J.M. Seuren, (plaatsvervangend-) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.