ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0100 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.530verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0100
Datum uitspraak: 11-03-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.530verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Binnentreden woning

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 11 maart 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 530.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 18 september 2007 (zaaknummer 392.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 11 oktober 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 13 oktober 2007, ingekomen op 16 oktober 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008 alwaar

de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 maart 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder wel in de woonkamer is geweest. Dat blijkt uit de constatering van de gerechtsdeurwaarder dat in klagers woonkamer slechts enkele roerende zaken stonden welke een minimale economische waarde vertegenwoordigden. De hal van klager is 3 meter lang en 1 meter breed. Dat is erg krap als je daar staat met drie of vier personen. Als je in de hal staat, kijk je tegen de deur van de slaapkamer aan. Vanuit de gang kan je niet zien wat zich in de woonkamer bevindt. Bovendien heeft klager geen lamellen hangen maar luxaflex en hoe kan je weten dat de hond zijn blaas heeft geleegd in de woonkamer als de gerechtsdeurwaarder daar niet is geweest.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat door haar binnentreden zijn hond van slag is geraakt waardoor een ravage in zijn huis is ontstaan. Klager wenst de hierdoor aangerichte schade vergoed te zien.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht samengevat overwogen dat de gerechtsdeurwaarder door het CJIB is verzocht een dwangbevel te betekenen en te executeren. De gerechtsdeurwaarder is op grond van de wet verplicht aan een dergelijk verzoek te voldoen. Voor het beslag op roerende zaken heeft een gerechtsdeurwaarder toegang tot elke plaats. Ook de woning van klager. Het beslag is tijdig aangekondigd en -zoals door de gerechtsdeurwaarder terecht naar voren is gebracht- het had op de weg van klager gelegen maatregelen met betrekking tot zijn hond te nemen. Dat klager voor niemand thuis blijft, komt dan ook voor zijn rekening en risico. Ten aanzien van de door klager verzochte schadevergoeding heeft de voorzitter overwogen dat -als daarvoor al grond voor zou bestaan- de Gerechtsdeurwaarderswet niet voorziet in het toekennen van schadevergoedingen. Klager is daarvoor aangewezen op de gewone rechter, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

Naar het oordeel van de Kamer doet het niet terzake of de gerechtsdeurwaarder al dan niet in de woonkamer van klager is geweest. De gerechtsdeurwaarder was op grond van de wet bevoegd de woning van klager te betreden en had ook aangekondigd dit te doen. De door klager in verzet aangevoerde gronden hebben naar het oordeel van de Kamer daarom niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.