ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0099 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.524verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0099
Datum uitspraak: 11-03-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.524verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ministerieplicht.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 11 maart 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 524.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde, gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 11 september 2007 (zaaknummer 317.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 1 oktober 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 9 oktober 2007, ingekomen op 11 oktober 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008 alwaar

klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 maart 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat niet hij maar de gerechtsdeurwaarder schuldig is. Klager heeft nimmer post van de Arbeidsinspectie ontvangen. Klager heeft onder protest betaald en stelt de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk voor de door hem geleden schade wegens het in zijn ogen onterecht gelegde beslag. Op de rekeningen stond een veel hoger bedrag dan het bedrag waarvoor beslag was gelegd. Klager houdt de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk voor de geleden schade. De gerechtsdeurwaarder stelt zelf te handelen namens [     ]. Naar de mening van klager heeft de gerechtsdeurwaarder dan ook geen ministerieplicht tegenover het Ministerie van Sociale Zaken.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze hem geld afhandig tracht te maken terwijl hij heeft aangegeven niets met de zaak van doen te hebben. Hij heeft een eenmanszaak en heeft daarom niets met de arbeidsinspectie te maken. De gerechtsdeurwaarder blijft zich verschuilen achter de macht en de beperkte aansprakelijkheid. Hij maakt zich de zaak waarom het draait niet eigen en maakt misbruik van zijn machtspositie.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat klager bezwaar maakt tegen het feit dat de gerechtsdeurwaarder een ten laste van hem uitgevaardigde executoriale titel heeft tenuitvoergelegd. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Van machtsmisbruik evenmin. Als een gerechtsdeurwaarder wordt verzocht een titel te executeren is hij wettelijk verplicht aan dat verzoek te voldoen. De gerechtsdeurwaarder oefent dan zijn taak waarvoor hij als publieke ambtenaar is aangesteld uit. Indien klager de (verdere) tenuitvoerlegging van de titel wil aanvechten, geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering daarvoor een algemene regeling. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is niet de aangewezen weg om dit geschil te beoordelen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden hebben naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.

6.2 Als er een dwangbevel is uitgevaardigd dient de gerechtsdeurwaarder uit te gaan van de juistheid daarvan. Het is aan klager om de geƫigende rechtsmiddelen tegen het ten laste van hem uitgevaardigde dwangbevel aan te wenden. De gerechtsdeurwaarder heeft klager ook op die mogelijkheden gewezen. Dat het beslag een hoger bedrag heeft getroffen dan hetgeen door klager verschuldigd was, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Het gevolg van een beslag is dat het gehele op de rekening aanwezige saldo wordt geblokkeerd.

6.3 In zijn brief van 14 maart 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder klager de verhoudingen tussen het Ministerie van Sociale Zaken, [     ] en hemzelf uitgelegd. Met de ministerieplicht wordt het volgende bedoeld. Als de gerechtsdeurwaarder wordt verzocht een ambtshandeling te verrichten, zoals in dit geval het betekenen en executeren van het ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevel, is hij wettelijk verplicht aan dat verzoek te voldoen. Die verplichting staat opgeschreven in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet.  Die verplichting vormt onder meer een waarborg voor opdrachtgevers dat waar zij op grond van de wet zijn aangewezen op de ambtelijke tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, deze zijn ambtelijke diensten ook daadwerkelijk zal verlenen. Hetgeen door klager op dit punt is aangevoerd laat de ministerieplicht van de gerechtsdeurwaarder onverlet.

6.4 Met inachtneming van het voorgaande acht de Kamer de beslissing van de voorzitter dan ook juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.