ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0098 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.522verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0098
Datum uitspraak: 11-03-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.522verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Werkwijze bij incasso. Als een schuldenaar na een aanmaning inhoudelijk bezwaar maakt tegen de vordering, dient de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan door te sturen naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Een verdere behartiging van de belangen van klager kan van de gerechtsdeurwaarder niet worden verlangd.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 11 maart 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 522.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 25 september 2007 (zaaknummer 405.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 28 september 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 8 oktober 2007, ingekomen op 9 oktober 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 28 januari 2008 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008 alwaar

klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 maart 2008.

2. De gronden van het verzet

2.1 In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij van mening is dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig en nalatig heeft gehandeld door de zaak van zijn opdrachtgever ongecontroleerd te aanvaarden en een aanmaning te versturen met dwang.

De gerechtsdeurwaarder creëert een conflict. Klager is in discussie met de verhuurder betreffende een verrekening van de servicekosten. Klager heeft de verhuurder hierover aangeschreven maar heeft geen antwoord gehad. De gerechtsdeurwaarder is hierover geïnformeerd.

2.2 Binnen het gestelde van de huurwet kan geen sprake zijn van een zaak. De registratie bij de gerechtsdeurwaarder is dan ook onterecht en er is geen weigering tot betaling.

De gerechtsdeurwaarder wordt geacht de wet te kennen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarom onterecht niet bemerkt dat de onderliggende stukken niet voor behandeling in aanmerking komen omdat de stukken betrekking hebben op een periode die op grond van de huurwet is verlopen en dat een aantal nota’s niet deugt of ontbreken.

Het is de gerechtsdeurwaarder ontgaan dat een huurder de gelegenheid heeft de onderliggende stukken in te zien.

2.3 De gerechtsdeurwaarder dient een opdrachtgever tegen zich zelf in bescherming te nemen. Anders kan iedere burger een andere burger via een gerechtsdeurwaarder betichten en bestoken met ongenuanceerde aanspraken en claims. Op zijn brief aan de verhuurder van 1 juli 2007 heeft klager nog steeds geen antwoord ontvangen. Houdt dit niet in dat een zaak verloopt.

2.4 Kennelijk heeft de gerechtsdeurwaarder een registratieplicht. De vraag is of die ook geldt voor zijn incassoafdeling. De gerechtsdeurwaarder is ook niet overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen als gesteld in zijn sommatie van 28 juni 2007. Hij heeft dus maatregelen aangekondigd die hij niet heeft uitgevoerd en daarmee oneigenlijk druk uitgeoefend op klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze:

-        ongecensureerd een verzoek tot incasso heeft geaccepteerd;

-        na reactie en uitleg blijft volharden in eis en dwang;

-        weigert het dossier te sluiten;

-        weigert de registratie van klager ongedaan te maken;

-        niet reageert na het verlopen van het door klager gestelde ultimatum.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat uit de stukken niet blijkt dat de gerechtsdeurwaarder door de wijze waarop hij zich in het onderhavige geval van zijn taak heeft gekweten de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, heeft beschaamd. Als een schuldenaar na een aanmaning inhoudelijk bezwaar maakt tegen de vordering, dient de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan door te sturen naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Een verdere behartiging van de belangen van klager kan van de gerechtsdeurwaarder niet worden verlangd. In eerste instantie is hij immers de belangenbehartiger van zijn opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder is in afwachting van een instructie van zijn opdrachtgever. Indien de opdrachtgever klager wenst te dagvaarden voor de rechter, kan klager dat niet tegenhouden. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder te toetsen of de vordering terecht is maar uiteindelijk aan de gewone rechter. Dat de gerechtsdeurwaarder niet wenst in te gaan op de eis van klager het dossier te sluiten is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat het niet tuchtrechtelijk laakbaar is dat de gerechtsdeurwaarder in dit stadium weigert de registratie van klager ongedaan te maken. De Gerechtsdeurwaarderswet en de daarop gebaseerde verordeningen stellen de eis dat een gerechtsdeurwaarder een deugdelijke administratie voert waaruit zijn rechten en verplichtingen op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld. Bij het voeren van die administratie dient de gerechtsdeurwaarder de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht te nemen. Die wet kent eigen regels op welke wijze bezwaar kan worden gemaakt tegen registratie. In het kader van een tuchtprocedure kan dit niet verder aan de orde worden gesteld nog los van het antwoord op de vraag of een beroep op ongedaanmaking van de registratie in dit stadium enige kans van slagen heeft. Ook hier is tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet gebleken. Uit het voorgaande volgt ook dat de gerechtsdeurwaarder niet hoeft te reageren op het door klager gestelde ultimatum, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden hebben naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.

6.2 De Kamer is van oordeel dat het de gerechtsdeurwaarder vrij stond om in een situatie zoals in deze zaak aan de orde is een debiteur aan te schrijven op de wijze waarop hij dat in zijn brief van 28 juni 2007 heeft gedaan. Er was immers sprake van een vordering op klager en de gerechtsdeurwaarder had de opdracht ontvangen de vordering te incasseren. Dat daarbij een beeld wordt geschetst van wat er zal gaan gebeuren indien klager niet tot betaling overgaat, is gebruikelijk en niet onzorgvuldig. Dat de verhuurder niet op de brieven van klager ingaat, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

6.3 De registratieplicht berust op de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders en geldt voor alle door de gerechtsdeurwaarder ontvangen opdrachten dus ook voor opdrachten om een vordering te incasseren. Uit het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid heeft om tot het nemen van rechtsmaatregelen over te gaan, kan klager geen recht ontlenen dat hiertoe ook daadwerkelijk binnen een paar dagen wordt overgegaan. Voor het daadwerkelijk overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen heeft de gerechtsdeurwaarder toestemming nodig van zijn opdrachtgever. Dat kan enige tijd duren omdat zijn opdrachtgever kennelijk nog wilde reageren op de door klager aangedragen argumenten. In elk geval houdt dit niet in dat het recht op instellen van de vordering wordt verspeeld.

6.5 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.