ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0097 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.521verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0097
Datum uitspraak: 11-03-2008
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2007.521verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ontvankelijkheid van een op het zelfde feitencomplex berustende eerder aan het oordeel van de Kamer onderworpen klacht

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 11 maart 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 521.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde, gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 11 september 2007 (zaaknummer 325.2007) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 1 oktober 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 8 oktober 2007, ingekomen op 10 oktober 2007, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008 alwaar

klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 maart 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat zijn eerder aangevoerde bewijsmateriaal niet is beoordeeld omdat zijn verzet tegen de eerder gegeven voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk is verklaard. Doordat de inhoudingen waren gestopt mocht hij ervan uitgaan dat de Sociale Dienst de hele schuld had voldaan.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de

voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze hem in 2004 heeft geschreven dat hij met betrekking tot een schuld aan [     ] nog een bedrag van € 2.704,24 moest voldoen. Volgens klager is dit niet juist, omdat de schuld reeds in juli 2002 is afgelost. 

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht samengevat overwogen dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klachten die in de eerdere procedures (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde zijn gesteld.  Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden hebben naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.

6.2 De door klager ingediende klacht met zaaknummer 188.2006 betrof het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder een brief van klager van 18 januari 2005 niet had beantwoord. In die brief heeft klager zich op het standpunt gesteld dat de vordering waarvoor de gerechtsdeurwaarder hem aanschreef al was voldaan en hij van mening was geen rente verschuldigd te zijn.

6.3 Op die klacht heeft de voorzitter samengevat overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de brief van klager wel beantwoord heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat klager zelf had kunnen narekenen dat de vordering nog niet is voldaan. Het blijft zijn verantwoordelijkheid om zijn schulden te betalen. Uit het feit dat er geen inhoudingen meer plaatsvonden op zijn uitkering, mocht klager niet afleiden dat de schuld dan wel zou zijn voldaan, ook al omdat de vordering nog lang niet is verjaard. De gerechtsdeurwaarder is vervolgens doorgegaan met de executie door beslag roerende zaken aan te kondigen. 

De rente is klager verschuldigd op grond van het vonnis en de wet, aldus de voorzitter op de eerder door klager ingediende klacht.

6.4 Uit het voorgaande volgt dat de klacht dus al eerder aan het oordeel van de (voorzitter van de) Kamer onderworpen is geweest. Dat de Kamer de beslissing van de voorzitter niet in verzet heeft kunnen beoordelen omdat het verzet door klager te laat was ingediend, maakt niet dat klager de op het zelfde feitencomplex berustende klacht opnieuw aan de Kamer kan voorleggen.

6.5 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

6.6 Bij deze uitslag is er ook geen aanleiding de gerechtsdeurwaarder nog een reactie te laten geven op hetgeen door klager na heropening van de behandeling ter zitting is aangevoerd

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.