ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0081 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.569

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0081
Datum uitspraak: 22-01-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2007.569
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tenuitvoerlegging notariele akte. Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of een titel al dan niet tegen klaagster kan worden tenuitvoergelegd. Daarvoor dient klaagster zich tot de executierechter te wenden. Dit heeft klaagster ook gedaan waarna een schikking tot stand is gekomen. Wel kan het zijn dat het zo evident is dat de titel niet tegen klaagster kon worden tenuitvoergelegd dat de gerechtsdeurwaarder die de titel heeft betekend en verder heeft geëxecuteerd, daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden. Dat is onder de vermelde omstandigheden niet het geval.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 22 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 569.2007 van:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster, vertegenwoordigd door [     ],

gemachtigde ][     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 26 oktober 2007 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtdeurwaarder.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2007 alwaar zijn verschenen [     ] en [     ], namens klaagster en de gerechtsdeurwaarder.

Door de gerechtsdeurwaarder is een verweerschrift overgelegd.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 22 januari 2007.

1.      De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      [     ] is met de besloten vennootschap [     ] Consultancy B.V. (hierna: [     ]) een overeenkomst aangegaan die is vastgelegd in een notariële akte van 4 juli 2006. De overeenkomst bestaat hieruit dat [     ] in gedeelten een aantal aandelen in de besloten vennootschap [     ] Holding B.V. (hierna: [     ] Holding) aan [     ] zou leveren en [     ] zou in gedeelten een lening van [     ] Holding aan [     ] aflossen.

b)      In artikel 4 h van de notariële akte is opgenomen dat in het geval er niet aan het in de akte genoemde overdrachts- en betalingsschema wordt voldaan, een direct opeisbare vordering van [     ] op [     ] Holding ontstaat ter grootte van de resterende termijnen.

c)      Op 8 mei 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder namens [     ] executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van [     ] Holding.

d)      Op 9 mei 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op een voorraad wijn van [     ] Holding.

e)      Op 23 augustus 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder de notariële akte betekend aan [     ] met bevel tot betaling over te gaan.

f)        Op 1 oktober 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van [     ] beslag op aandelen gelegd. 4 juli

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de notariële akte aan haar heeft betekend terwijl de akte geen toereikende titel ten laste van haar bevat. De gerechtsdeurwaarder heeft daardoor in strijd gehandeld met artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Dit artikel bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder zich dient te onthouden van druk door het dreigen met rechtsmaatregelen die hij niet op grond van de verstrekte titel kan nemen. Klaagster verwijst naar de door haar genoemde jurisprudentie.

2.2. De gerechtsdeurwaarder heeft een eigen verantwoordelijkheid op grond waarvan hij moet beoordelen of de akte grond bood voor het geven van een bevel tot betaling. Gezien de duidelijke omschrijving in de akte had de gerechtsdeurwaarder tot de conclusie moeten leiden dat de akte daarvoor geen titel opleverde tegen klaagster. De gerechtsdeurwaarder is hier nog op gewezen. Ondanks deze waarschuwing heeft de gerechtsdeurwaarder beslag ten nadele van klaagster gelegd. Als de gerechtsdeurwaarder twijfelde had hij een zogenaamd deurwaarders kortgeding moeten starten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij van mening is dat de akte wel degelijk een titel ten laste van [     ] BV oplevert. Partijen beoogden een overdracht van aandelen [     ] Holding BV door [     ] BV naar [     ] BV, hierna te noemen: [     ], [     ] en [     ]. [     ] was bereid de aandelen die [     ] hield in [     ] te kopen voor een som gelijk aan het bedrag dat [     ] nog tegoed had van [     ]. Daarmee is een overeenkomst tot stand gekomen tussen [     ] en [     ] voor een bedrag ad € 194.337,29.

Na de eerste aandelenoverdracht ging het mis. [     ] kwam haar verplichtingen niet meer na. Op verzoek van [     ] heeft de gerechtsdeurwaarder eerst verhaal gezocht op activa van [     ]. Omdat [     ] verder geen verhaal bood is op verzoek van de raadsman van [     ] verzocht de executie voort te zetten nu ten laste van [     ]. De vraag die dan beantwoord dient te worden is of de vordering bepaalbaar is en vast staat wie van welke partij wat te vorderen heeft.

Omdat [     ] de kopende partij was en de koopsom vaststond, moet worden aangenomen dat er een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen waaruit voortvloeit dat degene die koper is de koopsom is verschuldigd. De koopsom staat vermeld in de akte. De mening van [     ] dat de akte geen titel tegen haar oplevert, deelt de gerechtsdeurwaarder dan ook niet. Vervolgens is er beslag gelegd op aandelen van [     ] ten laste van [     ]. Na een door [     ] aangespannen kortgeding is een regeling tot stand gekomen tussen partijen en is de executie en verdere tenuitvoerlegging gestaakt.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Bij de beoordeling van de klacht stelt de Kamer voorop dat de gerechtsdeurwaarder een openbaar ambtenaar is, belast met publieke taken. Voor wat betreft zijn ambtelijke taken rust op de gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht. Deze ministerieplicht, geregeld in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet, houdt in dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is die ambtshandelingen te verrichten waartoe hij bevoegd is. Wel dient de gerechtsdeurwaarder zelfstandig te beoordelen of de uitvoering van een aan hem gegeven opdracht niet in strijd komt met de op dat punt geldende wettelijke voorschriften. Is dat laatste het geval, dan geldt de ministerieplicht niet. Bij twijfel staat hem de weg van artikel 438 lid 4 Rv ter beschikking.

4.2 Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of een titel al dan niet tegen klaagster kan worden tenuitvoergelegd. Daarvoor dient klaagster zich tot de executierechter te wenden. Dit heeft klaagster ook gedaan waarna een schikking tot stand is gekomen. Wel kan het zijn dat het zo evident is dat de titel niet tegen klaagster kon worden tenuitvoergelegd dat de gerechtsdeurwaarder die de titel heeft betekend en verder heeft geëxecuteerd, daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden.

4.3 Dat kan in het onderhavige geval niet worden gezegd. Het enkele feit dat in de akte staat vermeld dat indien niet aan het in de akte genoemde overdrachts- en betalingsschema wordt voldaan, een opeisbare vordering van [     ] op [     ] Holding ontstaat, maakt naar het oordeel van de Kamer nog niet dat de akte niet tegen [     ] tenuitvoergelegd kon worden.

Immers het in de akte genoemde bedrag ad € 217.250,00, althans dat bedrag minus de reeds gedane betaling ad € 18.298,32 zou door [     ] aan [     ] Holding worden voldaan. Redelijkerwijs kon de gerechtsdeurwaarder daarom menen dat de akte grond bood voor tenuitvoerlegging tegen klaagster en dat er geen grond was om gebruik te maken van de in artikel 483 lid 4 Rv geopende mogelijkheid een deurwaarders-kortgeding in te leiden.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders;

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en J.P.J.J. Timmermans, (plaatsvervangend) en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.