ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0080 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.346

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0080
Datum uitspraak: 22-01-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2007.346
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Had de gerechtsdeurwaarder uit de inhoud van de brief van 7 mei 2007 af moeten leiden dat een bod op de auto´s alvorens dat te accepteren eerst voorgelegd zou moeten worden aan de gemachtigde van klaagsters. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Op de gerechtsdeurwaarder rust een algemene informatieplicht tegenover zijn opdrachtgever terzake de uitvoering van zijn opdracht. In dit geval was verzocht de verkoop van de auto's te starten en om voor het einde van die week de gemachtigde van klaagsters hierover te informeren. De gerechtsdeurwaarder heeft dat niet gedaan. Gezien de hoogte van het te verhalen bedrag had de gerechtsdeurwaarder ook zonder dat daarover duidelijke afspraken waren gemaakt zich moeten realiseren dat het gedane bod op de auto's aan de gemachtigde van klaagsters had moeten worden voorgelegd.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 22 januari 2008 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 346.2007 van:

[     ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagsters,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief van 6 juli 2007 heeft de gemachtigde van klaagsters een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagden.

Bij brief van 13 augustus 2007 hebben de aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter zitting van 4 december 2007 alwaar de gemachtigde van klaagsters en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 januari 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is in opdracht van klaagsters belast met de executie van twee vonnissen van de rechtbank te [     ].

b)      De gerechtsdeurwaarders hebben ten laste van de debiteur van klaagsters op 16 maart 2007 conservatoir beslag gelegd op een automobiel Range Rover, type 4.6 HSE Voyer bouwjaar 2000 en een automobiel BMW X5, bouwjaar 2003. De auto’s bevonden zich op dat moment bij automobielbedrijf [     ]B.V.

c)      Door de gerechtsdeurwaarders is een van hun medewerkers belast met de verkoop van ondermeer de inbeslaggenomen auto’s.

d)       Bij brief van 7 mei 2007 heeft de gemachtigde van klaagsters de medewerker van de gerechtsdeurwaarders onder meer geschreven: “Wij bespraken dat, nu alle betekeningsformaliteiten zijn verricht, zo snel mogelijk actie dient te worden ondernomen wat betreft de uitwinning van de in beslag genomen goederen. Wij bespraken dat in ieder geval nog deze week, met de grootst mogelijke spoed, de verkoop van de inbeslaggenomen auto’s, alsmede van de in beslag genomen roerende goederen zal worden gestart. U gaf aan zo spoedig mogelijk contact op te zullen nemen met Automobielbedrijf [     ] u wel bekend (alwaar de Rangerover thans staat en welk bedrijf wel interesse heeft in deze auto) om te trachten voornoemde auto -uiteraard tegen een acceptabele prijs - aan deze te verkopen. Graag verneem ik uiterlijk aan het eind van deze week van u, wat de stand van zaken is met betrekking tot het bovenstaande...”.

e)      Bij brief van 25 mei 2007 heeft de gemachtigde van klaagsters de medewerker van de gerechtsdeurwaarders onder meer medegedeeld: “Voorts vernam ik van mijn kantoorgenoot [     ] dat ook op de Rangerover een onderhands bod zou zijn gedaan en wel van € 8.000,-- Graag verneem ik het kenteken, het bouwjaar, het model en de kilometerstand van de Rangerover, zodat cliënt kan verifiëren of dit een reëel bod is en hij zijn kennis -die ook geïnteresseerd is in de BMW eventueel een hoger bod kan laten doen.”

f)        Bij e-mail van 25 mei 2007 heeft de gemachtigde van klaagsters de medewerker van de gerechtsdeurwaarders geschreven: “In bovengenoemde zaak heeft u inmiddels een bod op de BMW gehad van  € 23.500,-- Graag verneem ik thans op korte termijn van u. Komt er een hoger bod, dan verzoek ik u mij per omgaande te berichten.”

g)      Beide auto’s zijn verkocht aan [     ] B.V. De Range Rover voor een bedrag van € 8.000,00 en de BMW voor een bedrag van € 23.500,00.

2. De klacht

2.1 Klaagsters stellen zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder de aan hem verstrekte opdracht, voor wat betreft het realiseren van een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst van de automobielen niet naar behoren hebben uitgevoerd en zich daarom niet heeft gedragen als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Daarnaast heeft hij verzuimd te voldoen aan zijn informatieplicht.

2.2 Voor wat betreft de Rangerover geldt dat de gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten de verzochte gegevens te verstrekken waardoor zijn cliënten niet in staat waren het bod op realiteit te (laten) beoordelen en evenmin in de gelegenheid zijn geweest een van zijn kennissen een hoger bod te laten doen.

2.3 Voor wat betreft de BMW geldt dat de gerechtsdeurwaarder wist dat er van de kant van klaagsters een reële bieder was. Die bieder had een bod gedaan dat € 1.500,00 hoger lag dan het eerste bod van [     ] B.V. ad € 22.000,00. De gerechtsdeurwaarder is schriftelijk verzocht de gemachtigde op de hoogte te stellen wanneer een hoger bod dan € 23.5000,00 zou worden ontvangen. Dit opdat de kennis van klaagsters een nog hoger bod zou kunnen uitbrengen. In plaats daarvan is de BMW aan [     ] verkocht voor dezelfde prijs als de kennis had geboden. Dit terwijl de kennis bereid was een nog hoger bod uit te brengen.

3 Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat voor de Range Rover op of omstreeks 11 mei 2007 tussen [     ] en [     ]een prijs van € 8000,00 is overeengekomen. [     ] heeft medegedeeld dat het nodige onderhoud aan die auto diende te worden verricht. Tevens is door [     ] aangegeven dat met de debiteur van klaagsters een mondelinge koopovereenkomst was gesloten en dat de koop in een afrondende fase was op het moment dat de debiteur werd aangehouden. De echtgenote heeft dit verhaal aan [     ] bevestigd en stemde in met de verkoop. Voor de BMW is op 1 juni 2007 een koopovereenkomst tot stand gekomen met [     ]. Ook aan deze auto diende verregaand onderhoud te worden verricht. Ook voor deze auto was al een mondelinge koopovereenkomst tussen de debiteur en [     ] tot stand gekomen. Ook dit verhaal is door de echtgenote van de debiteur bevestigd. [     ] heeft met beide verkopen ingestemd omdat hij van de legaliteit van de koopovereenkomsten overtuigd was. Eerst na verkoop is sprake van aanzienlijk hogere bedragen. De kennissen van klaagsters hebben een zeer afwachtende houding aangenomen en het is maar de vraag of de hogere prijs ook daadwerkelijk door die kennissen zou zijn gerealiseerd, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter zitting is gebleken dat de medewerker van de gerechtsdeurwaarders die de verkoop heeft gedaan werd aangestuurd en onder de verantwoording valt van gerechtsdeurwaarder [     ]. Hij wordt door de Kamer als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2  Ter zitting is komen vast te staan dat de brief van 7 mei 2007 van de gemachtigde van klaagsters als uitgangspunt heeft gediend voor de opdracht tot verkoop van de inbeslag genomen automobielen. De kern van de klacht betreft dan ook de vraag of de gerechtsdeurwaarder uit de inhoud van de brief van 7 mei 2007 af had moeten leiden dat een bod op de auto´s alvorens dat te accepteren eerst voorgelegd zou moeten worden aan de gemachtigde van klaagsters.

4.3 Naar het oordeel van de Kamer dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Bij de beoordeling heeft de Kamer in aanmerking genomen dat op de gerechtsdeurwaarder een algemene informatieplicht tegenover zijn opdrachtgever rust op grond waarvan de opdrachtnemer zijn opdrachtgever op de hoogte dient te houden van de uitvoering van zijn opdracht. In dit geval was in de brief van maandag 7 mei 2007 verzocht de verkoop van de auto's te starten en om voor het einde van die week de gemachtigde van klaagsters hierover te informeren. De gerechtsdeurwaarder heeft dat niet gedaan. In de brief van 25 mei 2007 van de gemachtigde van klaagsters aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld dat hij op de hoogte was van het bod op de BMW en de gemachtigde op korte termijn iets wilde vernemen. Gezien de hoogte van het te verhalen bedrag had de gerechtsdeurwaarder ook zonder dat daarover duidelijke afspraken waren gemaakt zich moeten realiseren dat het gedane bod op de auto's aan de gemachtigde van klaagsters had moeten worden voorgelegd.

5. Op grond van het voorgaande dient de klacht gegrond te worden verklaard. De Kamer ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

6. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande al behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mrs. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter,  N.C.H. Blankevoort en

J. Smit, plaatsvervangend-leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.