ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0078 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.464

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0078
Datum uitspraak: 15-01-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2007.464
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet voldoen aan de wettelijke verplichting tot tijdige inlevering van de jaarstukken

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 15 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 464.2007 van:

B UREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klager,

tegen

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief van 29 augustus 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 20 november 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd en medegedeeld verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2007. Namens klager zijn verschenen [     ] RA en namens de gerechtsdeurwaarder zijn gemachtigde.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 januari 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft de jaarstukken over 2006 niet binnen zes maanden na afloop van het boekjaar bij klager ingediend. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 20 juli 2007 herinnerd aan zijn verplichting tot inlevering daarvan.

b)      Bij brief van 13 augustus 2007 zijn namens de gerechtsdeurwaarder stukken naar klager verzonden.

c)      Bij brief van 14 november 2007 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder geschreven dat alle stukken op 13 augustus 2007 aan het BFT zijn verzonden.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze ondanks een aan hem verzonden herinnering niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting. Dat belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarder. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder zich kan beroepen op overmacht en evenmin dat hij zich anderszins zou kunnen disculperen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij zijn accountant doorlopend de opdracht heeft verstrekt de jaarstukken aan klager toe te zenden. Na de brief van klager van 20 juli 2007 zijn de jaarstukken samen met de door klager verzochte stukken op 13 augustus 2007 -dus vóór 15 augustus 2007- aan klager toegezonden. Weliswaar blijkt uit de brief waarmee de stukken zijn verzonden niet van toezending van de V-staat en de mededeling betreffende de administratieverordening maar zijn accountant heeft bij brief van 14 november 2007 verklaard dat die stukken er wel bij zaten.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde van artikel 31 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder –kort samengevat- verplicht de in artikel 17 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde stukken, binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar in te dienen bij het BFT. De gerechtsdeurwaarder is er niet in geslaagd aan te tonen dat hij volledig aan deze verplichting heeft voldaan. In de brief van zijn gemachtigde van 13 augustus 2007 staat slechts vermeld dat de jaarrekening wordt verzonden. Bovendien valt niet in te zien waarom tot aan de behandeling van de klacht niet alsnog (of, in de lezing van de gerechtsdeurwaarder, opnieuw) is voldaan aan de verplichting tot inlevering van de ontbrekende stukken. De daarvoor door de gerechtsdeurwaarder aangevoerde reden, dat daardoor schuld zou worden bekend, is niet deugdelijk omdat daaromtrent desgewenst een voorbehoud had kunnen worden gemaakt. De klacht is daarom gegrond. Ook een eventuele omissie van derden komt voor rekening en risico van de gerechtsdeurwaarder.

4.2 In aanmerking genomen dat tegen de gerechtsdeurwaarder niet eerder een klacht als de onderhavige gegrond is bevonden is er naar het oordeel van de Kamer geen grond om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders;

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en J.P.J.J. Timmermans, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.