ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0075 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.320

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0075
Datum uitspraak: 15-01-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2007.320
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gerechtsdeurwaarder heeft klager onvoldoende duidelijk gemaakt dat als de kosten niet door de debiteur zouden worden voldaan, er tot verhaal van die kosten op zijn naam een procedure diende te worden gestart en dat aan die procedure voor hem kosten verbonden zouden (kunnen) zijn ter zake waarvan hij een voorschot zou moeten voldoen. Ook had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen te verklaren waaruit het bedrag aan incassokosten bestond, namelijk een bepaald percentage van de door de debiteur te betalen hoofdsommen.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 15 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 320.2007 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 20 juni 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 22 augustus 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2007 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 januari 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      De gerechtsdeurwaarder is in opdracht van klager belast geweest met het incasseren van een aantal vorderingen die klager had op verschillende debiteuren.

b)      Bij brieven van oktober 2005 en januari 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven: ”Ingesloten treft U een lijst aan van de thans nog bij ons in behandeling zijnde inkasso-zaken. Indien deze lijst aanleiding geeft tot vragen van Uw kant, dan vernemen wij dat graag van U. De nog openstaande vorderingen die U nog niet ter inkasso aan ons ter hand hebt gesteld kunt U aan ons in behandeling geven door copieen van de nota’s of andere vorderingsbewijzen aan ons toe te zenden per post, fax of E-mail. Wij raden U aan de vorderingen ter inkasso te geven indien deze tussen de drie en zes maanden oud zijn. Immers in dat geval zijn aan inschakeling van GDW+ voor de buitengerechtelijke inkasso geen kosten verbonden, zulks met uitzondering van de door ons betaalde verschotten voor leges inlichtingen en verhaalsinformatierapporten.”

c)      Een van de debiteuren heeft de hoofdsom voldaan maar heeft geweigerd de tevens gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten te betalen.

d)      De gerechtsdeurwaarder heeft deze kosten aan klager in rekening gebracht. Klager heeft geweigerd de kosten te voldoen.

 

2. De klacht

Klager acht het niet terecht dat hij de kosten moet betalen. Deze behoren volgens hem voor rekening van de debiteur te komen. Klager leidt dit af uit de brief van de gerechtsdeurwaarder van oktober 2005 waarin hem is aangeraden vorderingen alleen ter incasso uit handen te geven indien deze tussen de drie en zes maanden oud waren en is meegedeeld dat in dat geval aan de inschakeling van de gerechtsdeurwaarder geen kosten voor de buitengerechtelijke incasso verbonden zouden zijn. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder bovendien dat deze heeft geweigerd om de incassokosten te specificeren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Allereerst heeft hij aangevoerd dat de klacht ziet op zijn functioneren in het kader van zijn incassobureau. De klacht dient naar zijn opvatting daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden. Voorts heeft hij aangevoerd dat een vordering op de debiteur alleen op verzoek van klager aan de kantonrechter kon worden voorgelegd. Klager heeft geweigerd om een voorschot te betalen voor een dergelijke procedure. Daardoor heeft klager hem de mogelijkheid ontnomen om de incassoprovisie te verhalen op de debiteur en daarom zijn deze kosten terecht aan klager in rekening gebracht.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Het wettelijk tuchtrecht ziet zowel op de ambtelijke- als op de niet ambtelijke werkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder. De klacht is daarom wel ontvankelijk.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt.

4.3 De vraag die in de onderhavige procedure moet worden beantwoord is of klager had moeten begrijpen dat als de kosten niet door de debiteur zouden worden voldaan, er tot verhaal van die kosten op zijn naam een procedure diende te worden gestart en dat aan die procedure voor hem kosten verbonden zouden (kunnen) zijn ter zake waarvan hij een voorschot zou moeten voldoen. Dat valt naar het oordeel van de Kamer niet uit de brieven van de gerechtsdeurwaarder van oktober 2005 en januari 2006 (producties 2 en 5 bij de klacht) op te maken. De klacht is daarom terecht voorgesteld. Ook had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen te verklaren waaruit het bedrag aan incassokosten bestond, namelijk een bepaald percentage van de door de debiteur te betalen hoofdsommen. Ook die klacht is terecht voorgesteld.

4.5 De klachten zijn terecht voorgesteld. Naar het oordeel van de Kamer zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders;

-                     verklaart de klachten gegrond;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en J.P.J.J. Timmermans, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.