ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0042 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.144

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0042
Datum uitspraak: 09-09-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2007.144
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het in rekening brengen van nassalaris zonder rechtsgeldige titel is niet toegestaan.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 9 september 2008 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 144.2007 van:

DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBVG),

gevestigd te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde mr. J.D. van Vlastuin,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 14 maart 2007 heeft een gerechtsdeurwaarder een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtdeurwaarder.

Bij brief van 5 april 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 10 april 2007 heeft klaagster medegedeeld dat de door de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht, in overleg met en na instemming van de gerechtsdeurwaarder door haar is overgenomen.

Bij brief van 15 april 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan

Bij brief van 3 juni 2008 heeft klaagster haar standpunt met betrekking tot de klacht nader geformuleerd.

De klacht is behandeld ter zitting van 24 juni 2008 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 9 september 2008.

1.      De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Op 24 maart 23006 heeft klaagster haar leden een memo verzonden met onder meer de navolgende inhoud:”Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak d.d. 4-10-2005 bepaald dat een vonnis niet tevens een titel oplevert voor de executie van het door de procureur gevorderde nasalaris. Het Hof overweegt dat de executant die vergoeding van het nasalaris wenst de weg van art. 237 lid 4 Rv dient te volgen, waarbij bedoeld salaris na het vonnis wordt begroot door de rechter die het vonnis heeft gewezen en die daarvoor een bevelschrift afgeeft, dit met het oog op de rechtszekerheid. Op 9 maart jl. heeft ook het Gerechtshof Amsterdam  (LJN: AV5233) in hoger beroep van een uitspraak van de Kamer van Gerechtsdeurwaarders, geoordeeld dat het in rekening brengen van nasalaris niet is toegestaan zonder rechtsgeldige titel. Deze twee uitspraken betekenen dat in het exploot van betekening, zonder dat er sprake is van een bevelschrift voor nasalaris, geen bevel meer kan worden gedaan tot betaling van het nasalaris. Voor iedere zaak waarin nasalaris wordt gewenst moet een apart bevelschrift worden gehaald…".

b)      Bij exploot van 27 februari 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van een debiteur beslag gelegd onder een derde.

c)      Uit het proces-verbaal van beslaglegging blijkt dat mede beslag is gelegd voor een bedrag aan nakosten.

 

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder nakosten te innen. Bij beslissing van 4 oktober 2005 heeft het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch bepaald dat een vonnis niet stilzwijgend een executoriale titel oplevert voor nakosten. Nakosten mogen alleen worden geëxecuteerd indien daarvoor een expliciete veroordeling en titel bestaat. De executant maar ook de gerechtsdeurwaarder die in strijd daarmee toch nakosten executeert handelt onrechtmatig tegenover de schuldenaar. Bij beslissing van 9 maart 2006 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een tuchtzaak over gerechtsdeurwaarders geoordeeld dat het niet is toegestaan nasalaris in rekening te brengen zonder rechtsgeldige titel. In een memo van 24 maart 2006 heeft klaagster de bedoelde uitspraken onder de aandacht van haar leden gebracht. Daarbij is er expliciet op gewezen dat het in rekening brengen van nasalaris zonder rechtsgeldige titel niet is toegestaan. Dat brengt volgens dit memo met zich mee dat geen bevel neer kan worden gedaan tot betaling van nasalaris. Er is geen enkele reden om deze toelichting zodanig uit te leggen dat alleen het doen van een bevel tot betaling van nakosten achterwege dient te blijven. Zowel uit het memo als uit beide arresten blijkt duidelijk dat de inning van nasalaris onrechtmatig en daarom tuchtrechtelijk laakbaar is. Het verbod om naslaris te innen geldt, ongeacht het bevel tot betaling voor of na 24 maart 2006 is gedaan. De verweten gedraging heeft zich in dit geval voorgedaan na 24 maart 2006 terwijl op dat moment al duidelijk was dat dit tuchtrechtelijk niet was toegestaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het in kringen van gerechtsdeurwaarders van algemene bekendheid is dat al enkele jaren een discussie wordt gevoerd over het al dan niet verschuldigd zijn van nakosten, indien een veroordeling is uitgesproken. Na de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam is er duidelijkheid gekomen en is ook op zijn kantoor ingevoerd dat geen nakosten meer mogen worden opgevoerd. De gerechtsdeurwaarder verwijst naar een door hem overgelegd memo dat binnen zijn kantoor is verspreid. Helaas is het toch een keer misgegaan en zijn de nakosten vermeld in het gewraakte proces-verbaal.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Tot uitgangpunt dient dat hof Amsterdam d.d. 9 maart 2006 (LJN: AV5233) heeft beslist dat het in rekening brengen van nasalaris zonder rechtsgeldige titel niet meer is toegestaan en tuchtrechtelijk laakbaar is. Het arrest van het Hof Amsterdam is gebaseerd op het arrest van het hof ´s- Hertogenbosch, van 4 oktober 2005 (LJN AU5140), waarin is overwogen dat een vonnis waarin geen bedrag aan nasalaris is bepaald, geen titel oplevert voor de executie van dat nasalaris.

4.2 Dat het in rekening brengen van het nasalaris niet meer is toegestaan betekent naar het oordeel van de Kamer dus ook dat in zaken waarin vóór 9 maart 2006 een vonnis is betekend met bevel tot betaling van nasalaris, het nasalaris niet meer mag worden meegenomen in verdere executiehandelingen. Er mocht dus mede voor het nasalaris geen beslag worden gelegd.

5. Het voorgaande houdt in dat de klacht in de onderhavige zaak gegrond is. Gelet op het feit dat het hier een eenmalige fout betreft, ziet de Kamer geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel aan de gerechtsdeurwaarder over te gaan .

6. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.