ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0038 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.54

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0038
Datum uitspraak: 28-10-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2008.54
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 28 oktober 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 54.2008 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 3 februari 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtdeurwaarder.

Bij brief van 20 maart 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 september 2008 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 28 oktober 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Bij vonnis van 7 november 2007 is klager door de kantonrechter te Utrecht veroordeeld tot betaling van een geldsom en is klager in de kosten van de procedure veroordeeld.

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft voormeld vonnis op 20 november 2007 aan klager  betekend met bevel aan de inhoud van het vonnis te voldoen. Aan de aan klager betekende stukken was gehecht een formulier verklaring inkomen en uitgaven.

c)      Voormeld formulier is door klager retour gezonden met een voorstel om een betalingsregeling.

d)      Bij brief van 28 november 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat klager minimaal € 75,00 per maand diende af te lossen waarbij de eerste termijn betaling uiterlijk 14 december 2007 diende te zijn bijgeschreven op de rekening van de gerechtsdeurwaarder.

e)      Bij brief van 3 december 2007 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij omdat zijn AOW-uitkering eerst tussen de 22e   en de 25e van de maand aan hem overgemaakt werd, de eerste termijn niet per 14 december 2007 zou kunnen voldoen.

f)        Op 20 december 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de ABN-AMRO bank.

g)      Bij brief van 17 januari 2008 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het gelegde beslag onder meer omdat zijn brief van 3 december 2007 niet was beantwoord.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij niet heeft gereageerd op zijn brieven van 3 december 2007 en 17 januari 2008. Klager is daarnaast op een vernederende manier te woord gestaan door een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder toen hij contact opnam inzake het gelegde beslag. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat hij door het beslag met hoge kosten is geconfronteerd, onder meer ook de kosten die de bank bij hem in rekening heeft gebracht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat alle binnenkomende post wordt gescand. De brief van klager van 3 december 2007 is door hem niet ontvangen. De brief van 17 januari 2008 van klager is wel ontvangen maar niet conform het kantoorbeleid, waarbij een dergelijke brief aan de leidinggevende gemeld dient te worden, afgehandeld. Ook had die brief beantwoord dienen te woorden. Klager heeft op dat punt gelijk en alle kantoormedewerkers zijn nogmaals gewezen op het beleid. Het bankbeslag is op grond van het voorgaande niet klachtwaardig gelegd. Klager is op 28 november 2007 bericht dat niet akkoord kon worden gegaan met zijn regeling. Op 20 december 2007 was ook nog geen betaling van klager ontvangen. Het beslag is daarom terecht gelegd. Indien de brief van klager van 3 december 2007 wel zou zijn ontvangen dan dat had die brief eerst beantwoord moeten worden. Klager zou dan zijn geantwoord dat met het door hem verzochte uitstel akkoord werd gegaan en dat de eerste termijn op 31 december 2007 op de bankrekening bijgeschreven diende te zijn. Het bankbeslag zou dan niet zijn gelegd. Met deze wetenschap worden de kosten van het bankbeslag en de kosten van de overbetekening niet bij klager in rekening gebracht en zal de gerechtsdeurwaarder aan klager ook de bankosten vergoeden. De enige kosten die klager dan dient te voldoen zijn de kosten van de betekening van het vonnis.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [kantoor] Gerechtsdeurwaarders te [plaats] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Op grond van het verweer wordt gerechtsdeurwaarder [beklaagde] aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht dient tot uitgangspunt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze, overeenkomstig het verzoek van klager, cliënten op de hoogte houdt van de werkzaamheden (Hof Amsterdam 9 oktober 2003 323.2003 GDW).

4.3 Naar het oordeel van de Kamer mag van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu beantwoording van de brief van 17 januari 2008 is uitgebleven is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld (Kamer 29 maart 2005 zaaknummer 194.2004).

4.4 Niet gebleken is dat klager onheus is bejegend.

4.5 De Kamer acht de klacht gedeeltelijk gegrond, maar ziet geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel. Het betreft immers één niet beantwoorde brief (die van 17 januari 2008). Waartegenover de gerechtsdeurwaarder, hoewel hij de brief van 3 december 2007 niet heeft ontvangen, klager wel tegemoet is gekomen door de kosten van het - op zich terechte beslag van 20 december 2007- niet in rekening te brengen.

  BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond;

-          ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter en mr. G.H.I.J. Hage en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.