ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0037 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.189verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0037
Datum uitspraak: 14-10-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2008.189verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: De de gerechtsdeurwaarder heeft dertien maanden lang geld geïnd en dit geld heeft behouden, zonder dat hij zich ervan bewust was wat daarvan de reden was.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 14 oktober 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 189.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 2 april 2008 (zaaknummer 61.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 14 april 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 22 april 2008 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 september 2008 alwaar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 29 juli 2008 gereageerd op het verzetschrift. Hij heeft meegedeeld niet te zullen verschijnen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 oktober 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Klager voelt zich niet serieus genomen door de beslissing van de voorzitter. Klager acht het onder meer wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geïnde gelden onder zich heeft gehouden zonder daarvan melding te maken. Deze gelden had hij dienen terug te storten. Ook het onterecht aanmanen tot betaling van achterstallige alimentatie acht klager tuchtrechtelijk laakbaar. Uit de overweging van de voorzitter in dit verband dat het niet aan de tuchtrechter is om vast te stellen of er gelden moeten worden terugbetaald en zo ja aan wie, omdat die vraag aan de gewone rechter moet worden voorgelegd, leidt klager af dat de voorzitter het hem zo moeilijk mogelijk heeft willen maken.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De beoordeling van de gronden van het verzet

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft in hoofdzaak verwezen naar zijn eerdere verweer. Volgens hem dient het verzet ongegrond te worden verklaard.

4.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Dat geval doet zich hier voor. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De kamer acht het verzet dus gegrond. De Kamer acht de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder voorts onzorgvuldig. De Kamer acht het met name onzorgvuldig dat de gerechtsdeurwaarder dertien maanden lang geld van de PUR heeft geïnd en dit geld heeft behouden, zonder dat hij zich ervan bewust was wat daarvan de reden was. Hij schrijft immers zelf in zijn brief aan zijn opdrachtgeefster d.d. 11 december 2007 “tot onze verbazing ontvingen wij vanaf de maand juli 2006 telkens betalingen ad Eur 93,61 per maand, overigens zonder dat door ons opnieuw beslag werd gelegd op de inkomsten van de wederpartij”. De gerechtsdeurwaarder had alle bedragen die ten onrechte werden geïnd moeten terugbetalen aan de PUR. De beslissing van de voorzitter is daarom niet juist.   

4.4 Zoals de voorzitter al heeft overwogen met zijn verwijzing van klager naar de gewone rechter, behoort het niet tot de bevoegdheid van de Kamer om te beslissen of er gelden moeten worden terugbetaald.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Er is daarom reden om de hierna te noemen maatregel op te leggen.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;   

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, plaatsvervangend-voorzitter en mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.