ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0035 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.105

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0035
Datum uitspraak: 14-10-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2008.105
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uit het feit dat is nagelaten om een tweede voorschot te vragen kan niet worden afgeleid dat verdere werkzaamheden kosteloos zouden worden uitgevoerd. Klager heeft ook uitdrukkelijk tot verdere werkzaamheden opgedragen en is daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 14 oktober 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 105.2008 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 4 maart 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 11 april 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 september 2008 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 14 oktober 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft sinds 8 september 2005 in opdracht van klager juridische werkzaamheden verricht en een gerechtelijke procedure gevoerd. Na het verlenen van de opdracht heeft klager een voorschot van € 600,00 betaald.

b)      Op 27 oktober 2005 is vonnis verkregen tegen de debiteur. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gegeven dit vonnis te executeren met name door beslaglegging.

c)      Bij brief van 28 juni 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager laten weten dat verdere executie van het vonnis geen zin heeft en alleen maar kostenverhogend zal werken. Op 6 juli 2006 heeft hij met klager afgerekend. Klager was een bedrag verschuldigd van € 761,44. Klager heeft geweigerd om de declaratie te betalen omdat hij zich op het standpunt stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven tot het maken van verdere kosten naast het door hem betaalde voorschot.

d)      De gerechtsdeurwaarder heeft op 6 juli 2007 van het LBIO (welke organisatie fungeerde als eerste beslaglegger) alsnog een betaling ontvangen ten behoeve van klager. Deze betaling is door de gerechtsdeurwaarder pas opgemerkt bij de afsluiting van het boekjaar half januari 2008.

e)      Half januari 2008 heeft klager contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder om de zaak eventueel te heropenen. Daarbij is de ontvangst van de betaling aan klager gemeld.

f)        Op 11 februari 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder klager opnieuw gefactureerd. Dit maal heeft klager recht op een te ontvangen bedrag van € 312,71. 

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze:

1)      hem meer in rekening heeft gebracht dan het voorschot. De gerechtsdeurwaarder is daartoe niet gerechtigd omdat klager geen toestemming heeft gegeven tot het maken van deze kosten;

2)      de ontvangst van de nabetaling zeven maanden lang heeft verzwegen. Volgens klager was de gerechtsdeurwaarder in het geheel niet van plan om de betaling te melden;

3)      tegenstrijdige mededelingen heeft gedaan over het tijdstip van ontvangst van de betaling;

4)      onzorgvuldig is geweest in de brief van 11 februari 2008;

5)      in de eindafrekening een fout in klagers nadeel heeft gemaakt van € 50,00.

3. Het verweer

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de ontvangst van de nabetaling aanvankelijk niet is opgemerkt en dat dit bedrag niet tijdig is doorbetaald. Hij heeft toegegeven dat dit een incidentele fout is geweest. De werkwijze op zijn kantoor is in dit verband inmiddels aangescherpt.

3.2 Uit het feit dat is nagelaten om een aanvullend voorschot te vragen kan klager in alle redelijkheid niet afleiden dat de verdere behandeling van zijn zaak kosteloos voor hem zou worden verricht. Met klager is afgesproken dat als een voorschot op was, er opnieuw om een voorschot zou worden gevraagd. Er heeft een gesprek met klager plaatsgevonden waarin hem is meegedeeld dat het eerste voorschot op was.

3.3 Er is bij de eindafrekening geen fout in klagers nadeel gemaakt. Er is € 50,00 minder geïncasseerd door de gerechtsdeurwaarder dan de totale vordering, omdat € 50,00 door klager reeds als aanbetaling van de debiteur was ontvangen.         

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Terecht is door de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat uit het feit dat is nagelaten om een tweede voorschot te vragen niet kan worden afgeleid dat verdere werkzaamheden kosteloos zouden worden uitgevoerd. Klager heeft ook uitdrukkelijk tot verdere werkzaamheden opgedragen en is daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd. Van een prijsafspraak als gesteld kan niet worden uitgegaan, omdat klager niet heeft weersproken dat met hem is afgesproken dat in beginsel wel een nieuw voorschot zou worden gevraagd en hij wist dat het eerste voorschot geheel was gebruikt.

4.2 De brief en declaratie van 11 februari 2008 zijn niet tuchtrechtelijk laakbaar. Niet gebleken is dat daar onjuistheden in staan.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij de nabetaling niet heeft opgemerkt en dat in dat opzicht fout is gehandeld. De kamer acht dit onderdeel van de klacht gegrond. Gelet op de toezegging van de gerechtsdeurwaarder dat inmiddels maatregelen zijn getroffen om dit in de toekomst te voorkomen, ziet de Kamer van het opleggen van een maatregel af.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond;

-          ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, plaatsvervangend-voorzitter en mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.