ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0009 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.376 verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0009
Datum uitspraak: 16-12-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2008.376 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tenuitvoerleggen rechterlijk vonnis.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 16 december 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 376.2008 ingesteld door:

[     ],

handelende onder de naam [      ],

zaakdoende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 augustus 2008 heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op de door klager tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ingediende klacht met zaaknummer 297.2008.

Bij brief van 20 augustus 2008 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 22 augustus 2008, ingekomen op 25 augustus 2008, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 1 september 2008 heeft klager medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 december 2008, alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 16 december 2008.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij geen bezwaar heeft tegen de tenuitvoerlegging maar wel wanneer de gerechtsdeurwaarder buitenproportionele executiemaatregelen neemt. Klager is het niet eens met de voorzitter waar deze overweegt dat de financiële positie van klager, hoe belastend ook, niet afdoet aan de executie van het vonnis. Klager verwijst daarvoor naar hetgeen hij daarover heeft opgemerkt in zijn verzoek om strafvervolging van de minister-president. Op grond van het vonnis van de rechtbank ´’s-Gravenhage is klager bekend met het feit dat hij via een civiele procedure bij de civiele rechter de zaak opnieuw aanhangig dient te maken. Het vonnis in kortgeding gewezen is volgens klager op een onderdeel van de motivering onvolledig, te weten de kwestie van de inhoud van de notariële akte. De Staat heeft al schriftelijke aangegeven geen valsheidsprocedure aanhangig te zullen maken naar aanleiding van de akte. Volgens de Hoge Raad kan er geen advocaat op de zaak worden gezet.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat en naar de voorzitter begrijpt dat deze het dwangbevel heeft betekend en daarbij verdere executiemaatregelen heeft aangezegd terwijl de stichting waarvoor klager werkzaam is geen vermogen heeft en hijzelf slechts een bijstandsuitkering geniet waarvan hij aan een andere gerechtsdeurwaarder al een schuld moet aflossen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht samengevat overwogen dat de gerechtsdeurwaarder op enig moment is ingeschakeld het dwangbevel te betekenen en te executeren. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenaamde “ministerieplicht”. Gelet op de door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder verleende monopoliepositie, is deze wettelijk verplicht om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals het betekenen van het dwangbevel eventueel gevolgd door het leggen van een beslag als klager niet betaalt. De financiële positie van de door klager bedoelde stichting en de moeilijke persoonlijke omstandigheden van klager zelf, hoe belastend deze ook zijn, doen hieraan dus niet af.

5.2 Op grond van voormelde overweging heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling te verrichten en dat de financiële positie van de door klager bedoelde stichting en de persoonlijke omstandigheden van klager zelf niet in de weg staan uit de uitvoering daarvan.

6.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen.

7. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J. Smit (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.