ECLI:NL:TNOKSGR:2007:YC0170 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 07-08

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2007:YC0170
Datum uitspraak: 13-06-2007
Datum publicatie: 28-04-2009
Zaaknummer(s): 07-08
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Bewaringstekort. Het niet ontvangen hebben van het door koper verschuldigde bedrag op het moment van het passeren van de leveringsakte is voor de Kamer geen aanvaardbaar excuus. Daarnaast is de zekerstelling van een mogelijke aanzuivering van het tekort door het leggen van een conservatoir beslag bij de koper - overigens tweeëneenhalve maand na het ontstaan van het tekort - niet een passende maatregel, daar waar de Wet op het notarisambt een onverwijlde aanvulling door de notaris zelf voorschrijft. Het had daarom op de weg van de notaris gelegen om niet op de ontvangst van de gelden van de koper te wachten, maar het tekort terstond uit eigen middelen aan te vullen. Hetzelfde geldt voor de foutieve overschrijvingen door de Fortisbank. De notaris blijft - ondanks dergelijke fouten - zelf verantwoordelijk voor het bewaken van zijn bewaringspositie opdat hij ontdekte tekorten ogenblikkelijk kan aanvullen. De notaris is in het afdoende bewaken van zijn bewaringspositie in gebreke gebleven, waardoor aanzienlijke tekorten gedurende vele maanden hebben voortbestaan. Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting. Klacht gegrond. Schorsing voor drie dagen.  

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 13 juni 2007 inzake de klacht onder nummer 07-08 van:

Bureau Financieel Toezicht,

hierna ook te noemen: het BFT,

gevestigd te Utrecht,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht bij brief van 27 februari 2007, ingekomen op 28 februari 2007;

·         het antwoord van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2007.

Daarbij waren aanwezig:

·         A.C.J Snoeren RA, namens het BFT, sector Financieel toezicht,

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

Naar aanleiding van de behandeling heeft de Kamer partijen de gelegenheid gegeven om de volgende stukken over te leggen:

·         brief van 21 mei 2007 van de notaris, met bijlagen,

·         brief van 23 mei 2007 van het BFT in reactie op voormelde brief van de notaris,

·         brief van 29 mei 2007 van de notaris in reactie op voormelde brief van het BFT.

De feiten

Ingevolge artikel 110 lid 1 en artikel 112 lid 2 Wet op het notarisambt [Wna] heeft het BFT op 25 januari 2007 en 8 februari 2007 een onderzoek ingesteld bij de notaris.

Volgens het verslag - tevens klachtschrijven - van dit onderzoek was er per 31 december 2006 een bewaringstekort op de rekening derdengelden van de notaris van € 400.000. Per onderzoeksdatum van 2 februari 2007 was er nog een bewaringstekort van € 173.832. De notaris heeft aan het BFT toegelicht dat het tekort ontstaan is door het [bij volmacht] passeren van een leveringsakte, waarvan ten onrechte was vastgesteld dat de gelden ontvangen waren. De notaris heeft vervolgens beslag gelegd onder de koper van het onroerend goed, waardoor volgens hem de ontvangst van gelden alsnog zeker gesteld was. Het BFT heeft de notaris toen gewezen op de verplichting tot onmiddellijke aanzuivering van het tekort. Op 8 februari 2007 heeft het BFT vastgesteld dat het bewaringstekort is aangezuiverd [positieve bewaringspositie van € 2.393].

Naar aanleiding van de behandeling ter zitting hebben de notaris en het BFT de Kamer nader schriftelijk ingelicht over het ontstaan van het bewaringstekort en de stand van het bewaringstekort op verschillende tijdstippen. Het tekort is volgens de notaris ontstaan op 18 augustus 2006 als gevolg van het passeren van een akte met [BV] als koper. Dit wordt onderschreven door het BFT. Volgens het BFT betrof het bewaringstekort op 31 december 2006 na nader onderzoek exact € 407.044, deels voor € 311.797 uit de transactie met [BV] Per 25 januari 2007 was het tekort [verder] teruggelopen tot € 173.832 [zoals vastgesteld tijdens het onderzoek van het BFT op 2 februari 2007], deels voor € 115.092 uit de transactie met [BV]. De andere bestanddelen van de tekorten op 31 december 2006 en 25 januari 2007 - niet in verband met [BV] - zijn ontstaan door overige betalingen door de notaris, zijnde geen derdengelden.

De klacht en het verweer van de notaris

Het BFT verwijt de notaris op grond van deze feiten dat hij in strijd heeft gehandeld met zijn plicht om eventuele bewaringstekorten op zijn derdengeldenrekening terstond aan te zuiveren.

De notaris heeft de feiten erkend en als zijns inziens verzachtende omstandigheid aangevoerd dat bij het passeren van de leveringsakte voor de transactie met [BV] als koper ten onrechte was vastgesteld dat de gelden ontvangen waren. Koper heeft toen aan de notaris toegezegd om zo spoedig mogelijk de gelden alsnog over te boeken. Ondanks zijn herhaalde verzoeken aan koper om alsnog de verschuldigde gelden te voldoen, ging zulks zeer moeizaam en telkens in gedeelten. Om de risico’s aangaande de derdengelden te beperken en om op koper de druk te vergroten heeft de notaris toen beslag laten leggen op diverse panden/appartementen en op de bankrekening van de koper. Ter ondersteuning van zijn verweer heeft hij na de zitting de beschikking van de voorzieningenrechter overgelegd, waaruit de gelegde beslagen blijken.

Volgens de notaris in zijn toelichting op de overige door het BFT na de zitting gesignaleerde betalingen uit de derdengeldenrekening, niet zijnde derdengelden, ging het hier om betalingen door de Fortisbank die ten laste hadden dienen te komen van het rekening­courant tegoed dat door de notaris wordt aangehouden bij de bank. Door een fout in de administratie bij de Fortisbank heeft de bank deze betalingen abusievelijk ten laste van de derdengelden gebracht. Nadat dit was gebleken, zijn deze fouten hersteld en zijn in overleg met de Fortisbank maatregelen genomen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen.

De beoordeling van de klacht

Ingevolge artikel 25 lid 3 Wna is een notaris verplicht een tekort in het saldo van zijn derdengeldenrekening terstond aan te vullen en is hij ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.

Naar het oordeel van de Kamer is door de notaris onvoldoende aangegeven waarom hem ter zake van het ontstane tekort geen verwijt kan worden gemaakt. Het niet ontvangen hebben van het door koper [BV] verschuldigde bedrag op het moment van het passeren van de leveringsakte is voor de Kamer geen aanvaardbaar excuus. Daarnaast is de zekerstelling van een mogelijke aanzuivering van het tekort door het leggen van een conservatoir beslag bij de koper - overigens tweeëneenhalve maand na het ontstaan van het tekort - niet een passende maatregel, daar waar de Wet op het notarisambt een onverwijlde aanvulling door de notaris zelf voorschrijft. Het had daarom op de weg van de notaris gelegen om niet op de ontvangst van de gelden van de koper te wachten, maar het tekort terstond uit eigen middelen aan te vullen.

Hetzelfde geldt voor de foutieve overschrijvingen door de Fortisbank. De notaris blijft - ondanks dergelijke fouten - zelf verantwoordelijk voor het bewaken van zijn bewaringspositie opdat hij ontdekte tekorten ogenblikkelijk kan aanvullen.

Vast staat in ieder geval dat de notaris in het afdoende bewaken van zijn bewaringspositie in gebreke is gebleven, waardoor aanzienlijke tekorten gedurende vele maanden hebben voortbestaan. Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn wettelijke verplichting.

De klacht is daarom gegrond.

De Kamer rekent een tekort op de derdengeldenrekening de notaris zwaar aan. Immers de derdengeldenrekening dient ertoe om aan het publiek zoveel mogelijk zeker te stellen dat dergelijke gelden zonder meer aanwezig zijn en niet onderhevig zijn aan de bedrijfsvoering van de notaris. Door onderhavig handelen van de notaris is deze zekerstelling ernstig in gevaar gekomen en is bovendien het in een notaris te stellen vertrouwen ernstig beschaamd.

De Kamer acht, gezien de omvang van voormeld bewaringstekort en de tijdsduur waarin de notaris het tekort heeft laten voortbestaan, de maatregel van schorsing voor één week passend, maar zal de schorsing beperken tot drie dagen. Daartoe neemt de Kamer als verzachtende omstandigheid in aanmerking dat deze recent benoemde notaris nog niet eerder met de tuchtrechtspraak in aanraking is gekomen.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt op voor de duur van drie dagen;

bepaalt dat de secretaris, binnen een maand nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal mededelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.H.I.J. Hage, J.Z. Moree en J. Smal, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2007.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.