ECLI:NL:TNOKROT:2007:YC0005 Kamer van toezicht Rotterdam 05-07

ECLI: ECLI:NL:TNOKROT:2007:YC0005
Datum uitspraak: 30-08-2007
Datum publicatie: 01-04-2008
Zaaknummer(s): 05-07
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Berekening legitieme portie. Declaratiegeschil. Communicatie met klaagster.

Kamer v­an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris­sen te Rotterdam

Reg.nr. 05/07

Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:

[naam]

wonende te [plaats],

klaagster,

- tegen -

mr. [naam],

notaris te [plaats],

hierna te noemen de notaris.

1. Het verloop van de procedure

1.1

De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-       klaagschrift d.d. 7 maart 2007;

-       verweerschrift d.d. 22 mei 2007;

-       reactie op het verweerschrift d.d. 15 juli 2007.

1.2

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 19 juli 2007. Daarbij is alleen de notaris verschenen, klaagster heeft zich bij brief d.d. 15 juli 2007 afgemeld voor de mondelinge behandeling. De notaris heeft zijn standpunt tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2. De feiten

De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:

2.1

Bij beschikking d.d. 9 oktober 2006 heeft oud-notaris mr. [naam], in zijn hoedanigheid van gemandateerde van de voorzitter van de Ring Rotterdam (hierna: de ringvoorzitter) uitspraak gedaan inzake een declaratiegeschil tussen klaagster en de notaris met betrekking tot de afhandeling van de nalatenschap van de vader van klaagster. In de begeleidende brief schrijft de ringvoorzitter: “Zoals ik in de uitspraak heb aangegeven begrijp ik de berekening van de legitieme portie van uw broer niet […]”

2.2

Bij brief d.d. 26 maart 2007 heeft de ringvoorzitter klaagster medegedeeld dat er tussen het door de ringvoorzitter geraadpleegde Notarieel Juridisch Bureau van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de notaris een verschil van inzicht bestaat omtrent de berekening van de legitieme portie van de broer van klaagster.

3. De klacht

3.1

In essentie valt de klacht uiteen in drie onderdelen. Klaagster verwijt de notaris dat hij een te hoge declaratie heeft ingediend en dat zij zich, na mislukte onderhandelingen over een schikkingsvoorstel, gedwongen zag zich te wenden tot de ringvoorzitter om een uitspraak te krijgen in het geschil.

3.2

Voorts verwijt klaagster de notaris dat hij de legitieme portie van haar broer onjuist heeft berekend.

3.3

Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat hij ernstig is tekort geschoten in de communicatie met klaagster. In mei en april 2005 heeft de notaris er verschillende malen op aangedrongen dat klaagster akkoord ging met het uitbetalen van een voorschot uit de nalatenschap van haar vader, aan haar zuster. Klaagster is hier om haar moverende redenen niet mee akkoord gegaan. Hierna heeft de notaris klaagster medegedeeld dat de rechter klaagster kan verplichten akkoord te gaan met het uitbetalen van een voorschot. Klaagster stelt dat zij zich door de handelswijze van de notaris geïntimideerd voelde.

4. Standpunt van de notaris

4.1

De notaris betwist klachtwaardig te hebben gehandeld. De notaris stelt dat de ringvoorzitter zich reeds heeft uitgelaten over het declaratiegeschil. De notaris heeft aan deze uitspraak gevolg gegeven. Volgens de notaris bestaat er derhalve geen verdere grond voor handhaving van dit klachtonderdeel.

4.2

De notaris stelt dat hij een in rechte verdedigbaar standpunt heeft omtrent de berekening van de legitieme portie van de broer van klaagster. De notaris heeft hieromtrent een universitair docent notarieel recht benaderd, die dezelfde mening bleek te zijn toegedaan als de notaris.

4.3

De notaris stelt dat de zuster van klaagster in geldnood zat en dat hij daarom klaagster heeft verzocht akkoord te gaan met het uitbetalen van een voorschot. Toen bleek dat klaagster hiermee niet akkoord ging heeft hij haar slechts ter informatie medegedeeld welke vervolgstappen haar zuster eventueel kon nemen.


5. De beoordeling

5.1

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wet op het notarisambt. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

5.2

Het klachtonderdeel zoals verwoord onder 3.1 heeft betrekking op een declaratiegeschil. Ingevolge artikel 55 lid 2 WNA kan een geschil over de hoogte van de declaratie door de meest gerede partij aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie kan worden voorgelegd. De ringvoorzitter toetst volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu de ringvoorzitter reeds uitspraak heeft gedaan in het declaratiegeschil en klaagster geen verdere toelichting op dit klachtonderdeel aan de Kamer heeft verstrekt, komt de Kamer niet toe aan verdere beoordeling hiervan. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.3

Voorts is de Kamer van oordeel dat inzake het verschil van inzicht tussen de ringvoorzitter en de notaris met betrekking tot de berekening van de legitieme portie van de broer de notaris een in rechte verdedigbaar standpunt heeft. De ringvoorzitter en het Notarieel Juridisch Bureau delen het standpunt van de notaris omtrent de berekening weliswaar niet, dat wil niet zeggen dat de berekening van de notaris onjuist is. Bij blijvend geschil kan dit aan de civiele rechter worden voorgelegd. De opvatting van de notaris geeft geen blijk van een onbetamelijk optreden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4

Het klachtonderdeel met betrekking tot de communicatie van de notaris met klaagster is naar oordeel van de Kamer eveneens ongegrond. Klaagster heeft niet, althans onvoldoende aangetoond dat er sprake was van intimiderend optreden van klaagster door de notaris. De Kamer gaat er derhalve vanuit dat de notaris slechts ter informatie aan klaagster heeft medegedeeld welke vervolgstappen haar zuster zou kunnen nemen met betrekking tot het laten uitbetalen van een voorschot.

5.5

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Kamer van oordeel dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing

De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota­ris­sen te Rotterdam,

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beslissing is gegeven op 19 juli 2007 door mrs. A.F.L. Geerdes, J.H.J. Preller,  R.G.M. Gores, F. Hoppel, en L.J. Sarlemijn in tegenwoordigheid van de secretaris, W. Blokland.

Uitgesproken ter openbare vergadering op 30 augustus 2007.

De secretaris,                                                      De plaatsvervangend voorzitter,

W. Blokland                                                       A.F.L. Geerdes

Deze beslissing is verzonden op:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.