ECLI:NL:TNOKROE:2007:YC0048 Kamer van toezicht Roermond KL 13/2006

ECLI: ECLI:NL:TNOKROE:2007:YC0048
Datum uitspraak: 22-03-2007
Datum publicatie: 04-08-2008
Zaaknummer(s): KL 13/2006
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager geen belanghebbende noch in de zin van de artikelen 49 en 49b Wna noch anderszins ten aanzien van het eerste klachtonderdeel. Omgang van de notaris met een zogenaamde veelbeller.

                                    Kamer van toezicht over de notarissen

                                                  en kandidaat-notarissen

                                                            te Roermond

Nummer: KL 13/2006

                                                           BESLISSING

van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen

 te Roermond in de zaak van:

de heer X,

wonende te L,

hierna te noemen de klager;

tegen:

notaris mr. Y ,

gevestigd A,

,

hierna te noemen de notaris.

De procedure

Het verloop van procedure blijkt uit:

-               de schriftelijke klacht van de klager bij brieven van 13 oktober 2006 en 8 november 2006 met bijlagen;

-               de schriftelijke reactie van de notaris op die klacht van 29 november 2006 met bijlagen;

-               de brief van de klager van 13 december 2006;

-               de brief van de notaris van 6 januari 2007.

De kamer heeft de klacht op 1 maart 2007 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling zijn de klager en de notaris verschenen. De kamer heeft de klager, bijgestaan door zijn partner, en de notaris, vergezeld van mr. P. B., notaris te T., in elkaars tegenwoordigheid gehoord. De klager heeft zich daarbij mede bediend van een schriftelijk stuk van 1 maart 2007.

                                                    De vaststaande feiten

De kamer gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande feiten.

De klager is de stiefzoon van mevrouw A. J. C. P., geboren op [ ] 1909, weduwe van de heer W.H. B., wonende in het zorgcentrum Petrusberg te [ ].

Op 30 september 1964 heeft mevrouw P. ten overstaan van notaris J.H.J.M. Schoffelen te Merkelbeek haar testament gemaakt.

Op 28 februari 2006 heeft mevrouw haar testament gemaakt ten overstaan van de notaris. In dit testament heeft mevrouw P. onder meer alle vroeger door haar gemaakte uiterste wilsbeschikkingen herroepen. Het concept van dit testament is opgesteld door mr. B. voornoemd. In het kader van deze opstelling heeft mevrouw P. twee uitgebreide besprekingen gehad, eerst met mevrouw mr. D.I. L., kandidaat-notaris op het notariskantoor, waaraan ook mr. B. is verbonden, en daarna met mr. B..

Op 1 maart 2006 heeft de klager de notaris laten weten dat mevrouw P. naar zijn mening niet compos mentis was.

Op 18 maart 2006 heeft de notaris mevrouw P. in het zorgcentrum bezocht in aanwezigheid van de klager. Tijdens dit bezoek bleek dat het testament van 28 februari 2006 gewijzigd moest worden.

Op 22 maart 2006 is tegenover de notaris een akte verleden, inhoudende het testament van mevrouw P. voornoemd. Ook in dit testament heeft mevrouw P. onder meer alle vroeger door haar gemaakte uiterste wilsbeschikkingen herroepen.

                                                 De inhoud van de klacht

De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.

1.

In februari 2006 is mevrouw P. in het zorgcentrum opgenomen. Sindsdien verkeert zij in een verwarde toestand en kan zij niet meer helder van geest genoemd worden. Zij is niet meer in staat om haar situatie en de gevolgen van haar handelen te overzien. De notaris heeft mevrouw P. op 28 februari 2006 een wijziging van haar testament laten ondertekenen, terwijl hij had kunnen vaststellen dat zij overduidelijk niet meer handelingsbekwaam is. De notaris heeft met het passeren van het testament van 28 februari 2006 gevolg gegeven aan het uitvoeren van de wil van de beide zonen van de klager, die het testament veranderd wilden zien. Bovendien nam de notaris in het testament op dat het vruchtgebruikkapitaal, waartoe de klager als legataris gerechtigd was, eerst mag worden verteerd nadat de klager aan de bewindvoerder kan aantonen dat zowel zijn gehele eigen vermogen als het gehele eigen vermogen van zijn partner, mevrouw W.B.H. H., is verteerd. Hierdoor is de notaris niet opgetreden als adviseur van alle partijen, maar heeft hij uitsluitend gekeken naar het belang van de oudste zoon van klager die zijn oma onder druk heeft gezet, terwijl zij wilsonbekwaam is.

2.

De notaris heeft geen gevolg gegeven aan verzoeken van de klager om hem terug te bellen en toen de klager de notaris telefonisch te spreken kreeg, heeft hij zich korzelig tegenover de klager geuit.

                                             Het standpunt van de notaris

1.

De notaris heeft mevrouw P. op 28 februari 2006 in het zorgcentrum Petrusberg te [ ] bezocht. Omdat mevrouw P. al 96 jaar was en in een zorgcentrum woonde, heeft hij uitvoerig met haar gesproken, juist om te zien hoe haar geestestoestand was. Zij sprak langzaam en bedachtzaam. Hij heeft met haar over vroeger gesproken en over het huwelijksgoederenregiem, waarin zij was gehuwd met de heer B. Zij besefte veel en wist alles nog precies. Aan de wilsbekwaamheid heeft de notaris niet getwijfeld. Daarom is er voor hem ook geen aanleiding geweest om het stappenplan te doorlopen zoals dat in het protocol “beoordeling wilsbekwaamheid” is vermeld dan wel om een arts in te schakelen. Op 28 februari 2006 was haar wil zoals deze in het testament van die datum is vermeld. Notaris B. en kandidaat-notaris L. hebben in verband met het testament van 28 februari 2006 eveneens, ieder afzonderlijk, uitvoerig met mevrouw P. gesproken; beiden hebben geconstateerd dat mevrouw P. adequaat reageerde en dat er van wilsonbekwaamheid geen sprake was. Bij die gesprekken zijn de kleinzoons van mevrouw P. niet aanwezig geweest en met hen is ook niet over de inhoud van de uiterste wil van mevrouw P. gesproken. Toen de notaris het testament van mevrouw P. van 22 maart 2006 passeerde, heeft hij evenmin ook maar enige twijfel gehad over de wilsbekwaamheid van mevrouw P..

2.

De notaris heeft erkend dat hij niet steeds heeft teruggebeld als de klager naar zijn kantoor had gebeld en ook dat hij tegenover de klager wel eens korzelig heeft gereageerd. Een en ander werd ingegeven door het feit dat de klager hem voortdurend bleef bellen over het testament van 28 februari 2006, in welke telefoontjes de notaris steeds het zelfde verhaal kreeg te horen, namelijk dat de klager van mening was dat mevrouw P. wilsonbekwaam was.

                                             De beoordeling van de klacht

1.

Allereerst dient de kamer te beoordelen of de klager in dit onderdeel van de klacht kan worden ontvangen. Zij overweegt daarover het volgende.

Naar het oordeel van de kamer is de klager niet te rangschikken onder het (rechtstreeks) belanghebbendenbegrip in de artikelen 49 en 49b van de Wet op het notarisambt. Voor de vraag wie het recht heeft een klacht in te dienen, is een verwijzing naar dat begrip echter een te beperkte rechtsopvatting. Naar het oordeel van de kamer zijn er namelijk situaties denkbaar waarin ook iemand belanghebbende kan zijn die niet met zoveel woorden valt onder de categorieën genoemd in die artikelen. Of een dergelijke situatie zich voordoet, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Voor de beoordeling van de vraag of de klager in dit onderdeel van de klacht kan worden ontvangen, acht de kamer de volgende omstandigheden van belang. Klager is de stiefzoon van mevrouw P. en was informeel op de hoogte van haar testament van 28 februari 2006. Volgens zijn verklaring ter zitting bezoekt de klager samen met zijn partner mevrouw P. tweemaal per week. De partner van klager wast en strijkt ten behoeve van mevrouw P.. De notaris heeft aan de wilsbekwaamheid van mevrouw P. niet getwijfeld en ook notaris B. en kandidaat-notaris Laureij hebben aangegeven dat mevrouw P. in de gesprekken die zij ieder afzonderlijk met haar hebben gehad, adequaat reageerde. De notaris, notaris B. en kandidaat-notaris Laureij zijn van mening dat mevrouw P. wilsbekwaam was. Met het doen van de was en het strijken daarvan heeft de klager weliswaar een deel van de zorg van mevrouw P. op zich genomen, maar deze beperkte omvang van die zorg - gegeven ook het feit dat niet gebleken is dat mevrouw P. wilsonbekwaam was - acht de kamer niet voldoende om te spreken dat de klager zich over mevrouw P. heeft ontfermd, zoals bedoeld in het arrest van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam van 8 februari 2007, nummer 162/2006NOT (vindplaats www. Rechtspraak. Nl, LJN: AZ8646).

De kamer is dan ook van oordeel dat klager geen belanghebbende is en daarom niet kan worden ontvangen in zijn klacht wat dit onderdeel betreft.

2.

De notaris heeft op de zitting erkend dat hij de klager niet steeds heeft teruggebeld als deze naar zijn kantoor had gebeld. De klager heeft de stelling van de notaris dat de inhoud van zijn telefoontjes steeds de door de klager gesteld wilsonbekwaamheid van mevrouw P. betrof niet betwist.

Naar het oordeel van de kamer heeft in een situatie als deze het volgende te gelden. Uitgangspunt is dat de notaris dient terug te bellen als hem dit wordt gevraagd of als dit zijnerzijds wordt toegezegd. Een cliënt of andere rechtzoekende heeft immers recht op een fatsoenlijke reactie. Het beeld dat die personen van een notaris - en dus ook van het notariaat in het algemeen - hebben, wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop een notaris met hen omgaat. Juist in individuele contacten mag een cliënt of een rechtzoekende, die bij de notaris te rade gaat, niet teleurgesteld worden. Echter er kunnen zich situaties voordoen, waarin een notaris terugbellen achterwege kan laten. Te denken valt dan aan een geval als het onderhavige, waarin de inhoud van de telefoontjes steeds over hetzelfde gaat. In zo’n geval dient een notaris aan de beller wel mee te delen dat hij in het vervolg niet meer zal reageren. Dat de notaris die mededeling in dit geval aan de klager heeft gedaan, is gesteld noch gebleken en in zoverre heeft de notaris dan ook niet gehandeld, zoals hem betaamt.

De notaris heeft erkend dat hij de klager wel eens korzelig te woord heeft gestaan. Ook dit betaamt een notaris niet.

De kamer is van oordeel dat dit tweede onderdeel van de klacht gegrond is. Voorts is de kamer van oordeel dat dit handelen en nalaten van de notaris niet van een zodanig zwaar gewicht is, dat de notaris een tuchtmaatregel moet worden opgelegd.

                                                           De beslissing

De kamer:

verklaart de klager niet-ontvankelijk voor wat betreft het eerste onderdeel van de klacht;

verklaart de klacht gegrond voor wat betreft het tweede onderdeel van de klacht;

legt de notaris geen tuchtmaatregel op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, voorzitter, M.P.F. van Dooren, R.T.J.M. Hetterschijt, M.H.G.A. Verlinden, en J.J.G.M. Kuijpers, bijgestaan door L.G.H. Cox, secretaris, en op 22 maart 2007 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.