ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0253 Kamer van toezicht Breda Kl 18/2006

ECLI: ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0253
Datum uitspraak: 04-06-2007
Datum publicatie: 30-07-2009
Zaaknummer(s): Kl 18/2006
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Overtreding beleidsregel "Adverteren via verwijzeers"

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA

Beslissing

op de door de voorzitter van de kamer op de voet van artikel 96, lid 6 van de Wet op het notarisambt voorgelegde ambtshalve klacht tegen de notarissen mrs. [naam 1], [naam 2] en [naam 3], in associatief verband gevestigd te [plaatsnaam] respectievelijk [plaatsnaam].

1. De kwestie en het verloop daarvan.

Bij brief van 31 oktober 2006 heeft de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie de kamer van toezicht mededeling gedaan dat notariskantoor [naam], gevestigd te [plaatsnaam] en [plaatsnaam] heeft gehandeld cq. handelt in strijd met de in oktober 2005 door het bestuur van de KNB vastgestelde beleidsregel, die het notarissen verbiedt via gegevensdragers van, dan wel samen met een specifieke verwijzer of groep van verwijzers, al dan niet tegen betaling, wervende publiciteit te bedrijven of te doen bedrijven.

De KNB heeft daarbij overgelegd een exemplaar van het [naam] Makelaars Woonmagazine, editie september 2006, waarin genoemd kantoor op pagina 8 adverteert overeenkomstig de aan deze beslissing gehechte kopie van een daarin geplaatste advertentie.

In deze mededeling en de daarop gegeven reactie van 17 november 2006 van notaris mr. [naam 2], mede namens zijn associés de notarissen mrs. [naam 1] en [naam 3],  heeft de voorzitter van de kamer van toezicht aanleiding gezien voor een onderzoek als bedoeld in artikel 96, lid 3 van de Wet op het notarisambt.

In dat kader heeft hij op 5 december 2006 gehoord notaris mr. [naam 2], voornoemd, van welk verhoor een afzonderlijk verslag is opgemaakt.

Van de notaris mr. [naam 2] is vervolgens nog ingekomen een brief van 8 december 2006, met bijlagen, waaronder een exemplaar van de editie van november 2006 van het hiervoor genoemde woonmagazine, en in welke brief hij over de kwestie nog nadere informatie verstrekt.

In hetgeen uit het onderzoek naar voren is gekomen, heeft de voorzitter van de kamer reden gezien de kwestie op de voet van artikel 96, lid 6 Wna aan de kamer voor te leggen, teneinde deze overeenkomstig de bepalingen van die wet inzake de klachtprocedure te behandelen.

Die behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2007, waarbij is verschenen notaris mr. [naam 1], mede optredende voor de notarissen mrs. [naam 2] en [naam 3].

2. Het standpunt van de notarissen .

In zijn brieven van 17 november en 8 december 2006 en ter gelegenheid van het door de voorzitter op 5 december 2006 gehouden verhoor, heeft notaris mr. [naam 2], mede namens de andere notarissen aangevoerd, dat de overeenkomst met [naam] makelaars tot het plaatsen van advertenties op 20 juli 2006 door de kantoorpr-commissie is gefiatteerd, in die zin dat lopende mondelinge contacten met [naam] definitief hun beslag hebben gekregen in een serie advertenties.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de kwestie heeft notaris mr. [naam 1] aangevoerd dat het plaatsen van de advertenties op instigatie, doch met zijn goedkeuring omdat hij is belast met de pr-portefeuille van het kantoor, heeft plaatsgevonden door zijn kantoormanager. Volgens de notaris wees zijn kantoormanager hem erop dat voor pr-activiteiten nog een beperkt budget van de kring van Netwerknotarissen beschikbaar was en dat dit verloren dreigde te gaan wanneer dit niet zou worden benut.

De notaris heeft verder verklaard dat hij niet erbij heeft stilgestaan dat daarmee in strijd werd gehandeld met de hiervoor genoemde beleidsregel en dat hij daarmee eerst werd geconfronteerd door de brief van de KNB van 31 oktober 2006.

Deze brief heeft, aldus de notaris, onmiddellijk aanleiding gegeven voor contact  met [naam] voor het beëindigen van verdere plaatsing van de advertentie. Omdat uit dit contact bleek dat niet onmiddellijk een vervangende adverteerder beschikbaar was en het niet verder adverteren een blanco pagina in het magazine tot gevolg zou hebben, is gekozen voor het plaatsen van voor het publiek informatieve columns, zoals opgenomen in de overgelegde editie van november 2006, aldus de notaris.

Volgens de notaris zijn in de edities van september en oktober de gewraakte advertenties geplaatst en zijn, voor zover hem bekend is, in de twee daarop volgende edities columns geplaatst, waarna het contract met [naam] is beëindigd.

3. De beoordeling van de kwestie en de gronden daarvoor.

Artikel 17 van de Wet op het notarisambt verplicht de notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uit te oefenen, waarbij hij de belangen van de bij een rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de notaris dient zowel in wezen als in schijn te zijn gewaarborgd.

Ingevolge artikel 26 van de Verordening beroeps- en gedragsregels dient de notaris er op toe te zien dat publiciteit die door of ten behoeve van hem wordt bedreven in overeenstemming is met de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en geen inbreuk vormt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

Ter verduidelijking van de grenzen waarbinnen marktwerking is toegestaan en dus van de vraag in hoeverre deelname aan bepaalde marktinitiatieven is geoorloofd, is door de KNB  als beleidsregel vastgesteld dat het in strijd is met de hiervoor genoemde bepalingen om via gegevensdragers van, dan wel samen met een specifieke verwijzer of groep van verwijzers, al dan niet tegen betaling, wervende publiciteit te bedrijven of te doen bedrijven.

Deze beleidsregel is 20 oktober 2005 in werking getreden.

Vastgesteld moet worden dat het (doen) plaatsen van de betreffende advertenties in de woningmagazines van september en oktober 2006 van [naam] Makelaars in strijd is met genoemde beleidsregel en daarmee tevens in strijd met de hiervoor genoemde bepalingen van de Wet op het notarisambt en genoemde verordening.

Sprake is immers van wervende publiciteitsuitingen via een gegevensdrager van een verwijzer.

Blijkens het standpunt van de notarissen, met name blijkende uit de brief van notaris mr. [naam 2] van 8 december 2006, hebben zij zich op 20 juli 2006 contractueel tot het plaatsen van de advertenties in het woningmagazine van [naam] verbonden en derhalve op een tijdstip geruime tijd na het inwerkingtreden van genoemde beleidsregel. Aan die beleidsregel en het tijdstip van het inwerking treden daarvan is in het Notariaat Magazine van november 2005, alsook in de edities van maart en april 2006 door de KNB de nodige bekendheid gegeven.

De notarissen behoorden derhalve vóór het aangaan van die overeenkomst alleszins hiervan op de hoogte te zijn, hetgeen hen had moeten weerhouden de overeenkomst met [naam] aan te gaan.

Ook de nadien door de notarissen aangepaste vorm van hun publiciteitsuiting in het betreffende magazine levert naar het oordeel van de kamer nog immer strijdt op met de beleidsregel, ook al is ten aanzien daarvan niet langer sprake van een wervend, maar van een informatief notarieel karakter.

Blijkens de daarop door de KNB gegeven toelichting beperkt de beleidsregel zich weliswaar tot wervende publiciteit, waaronder niet moet worden gerekend beroepsinhoudelijke bijdragen die (een deel) van het werkterrein van de notaris betreffen, maar deze situatie doet zich slechts voor in het geval dat voor dergelijke bijdragen niet wordt betaald. Van dit laatste is, naar ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zaak is gebleken, echter geen sprake geweest.

Door als hiervoor in strijd met de beleidsregel te handelen hebben de notarissen blijk gegeven geen dan wel onvoldoende belang te hechten aan een onafhankelijke beroepsuitoefening van de notaris en in ieder geval de schijn gewekt dat van een onafhankelijke positie geen sprake is.

De ambtshalve klacht is dan ook gegrond.

De kamer acht dit handelen dermate tuchtrechtelijk laakbaar dat zij daarop de maatregel van waarschuwing geboden acht. Niet alleen behoorden de notarissen bij het aangaan van het advertentiecontract op de hoogte te zijn van de strijdigheid daarvan met de reeds in oktober 2005 ingevoerde beleidsregel, nu daaraan geruime bekend was gegeven, maar de kamer rekent daarbij bovendien aan de omstandigheid dat ná de brief van de KNB van 31 oktober 2006, waarin deze de kwestie bij de notarissen aan de orde heeft gesteld, niets is gedaan wat nodig was om verder handelen in strijd met de beleidsregel te voorkomen.

Ofschoon uit hetgeen op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen moet worden afgeleid dat de notarissen mrs. [naam 2] en [naam 3] geen directe bemoeienis hebben gehad met het doen plaatsen van de advertenties en columns en met de daarover met [naam] plaatsgehad hebbende contacten, acht de kamer hen in het kader van het tussen de notarissen bestaande associatieve samenwerkingsverband daarvoor niettemin in gelijke mate tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Ook zij behoorden op de hoogte te zijn van de strijdigheid van de geplaatste advertenties en columns en hadden dit dienen te voorkomen, dan wel daartoe de nodige actie moeten ondernemen. De omstandigheid dat zij binnen hun kantoororganisatie niet of niet rechtstreeks belast waren met het verzorgen of behartigen van de pr-portefeuille, doet aan hun tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid niet af. 

4. De beslissing

De kamer van toezicht

verklaart de door de voorzitter van de kamer aan haar oordeel onderworpen klacht gegrond;

legt ter zake daarvan aan de notarissen mrs. [naam 1], [naam 2] en [naam 3] de maatregel op van waarschuwing;

bepaalt dat deze maatregel na het onherroepelijk worden van deze beslissing zal worden uitgesproken door de voorzitter in een van de vergaderingen van de kamer, waartoe genoemde notarissen zullen worden opgeroepen.

Deze beslissing is gegeven op 4 juni 2007 door mrs. P.P.M.H. van Hooff, plaatsvervangend voorzitter, C. Wallis, H. Quispel en Th.H.M. Fikkers, allen leden, en J.C.M. Roelen-Nuijten, plaatsvervangend-lid, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, t.a.v. kamer 17A