ECLI:NL:TNOKALM:2007:YC0709 Kamer van toezicht Almelo 16 07 en 18 07 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2007:YC0709
Datum uitspraak: 13-12-2007
Datum publicatie: 04-11-2011
Zaaknummer(s): 16 07 en 18 07 Wna
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Geschillen die voortkomen uit dissociatie. Het domein van het klachtrecht is niet gelijk aan dat van geschillenbeslechting voortvloeiende uit een overeenkomst. Niettemin is de klacht niet-ontvankelijk voor zover met de klacht is beoogd de overeenkomst open te breken.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

 

klachtzaak 16 07 en 18 07 Wna

                        UITSPRAAK

inzake:                   < naam >,

                               notaris te < plaatsnaam >,

                               klager;

tegen:                < namen >  

                             notarissen te < plaatsnaam >,

                             hierna de notarissen.    

1           Verloop van de procedure

Op 13 juli 2007 heeft klager een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer. De notarissen hebben zich verweerd bij schrijven van 6 september 2007, aangevuld bij schrijven van 19 september 2007. Klager heeft gerepliceerd bij brief van 11 oktober 2007. Een verdere aanvulling is van klager ontvangen bij schrijven van 29 oktober 2007. Bij schrijven van 6 november 2007 is nog weer namens klager gereageerd.  De notarissen hebben gedupliceerd bij brief van 21 november 2007.

De klachtzaak is ter zitting van 27 november 2007 behandeld. Klager is in persoon verschenen.

De notarissen zijn eveneens in persoon verschenen.   

 

2      Toetsingskader

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notarissen hebben gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

3      Feiten

Gelet op hetgeen klager en de notarissen over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

·        Klager en de notarissen hebben tot  5 februari 2007 samengewerkt in de notarismaatschap  < A > met een kantoor in < plaatsnaam > en een kantoor in < plaatsnaam >.

·        Ontbinding van de maatschap per 5 februari 2007 heeft geleid tot notariskantoor < B > in de oorspronkelijke kantoorpanden en in < plaatsnaam > en < plaatsnaam > en een nieuw kantoor,         < C > notariskantoor te < plaatsnaam >.

·        Op 27 maart 2007 is er een bespreking geweest. Partijen hebben daarbij met de voorzitter van de Kamer gesproken over een aantal knelpunten.

·        Na de bespreking zijn partijen tot een overeenkomst van 4 april 2007 gekomen.

4    Standpunten

De klacht komt op het volgende neer. Klager geeft aan dat hij sedert zijn benoeming in 1992 tot notaris, een groot aantal akten heeft gepasseerd. De daarbij behorende dossiers bevinden zich thans vrijwel allemaal in het archief van de notarissen. Over het desgewenst kunnen beschikken over de dossiers zijn afspraken vastgelegd in de overeenkomst van 4 april 2007.

Klager geeft aan dat echter niet alle opgevraagde dossiers door hem zijn ontvangen. Bovendien is klager van mening dat de dossiers weliswaar niet in directe zin tot het protocol behoren, maar wel tot de “overige notariële bescheiden”. Klager wijst hierbij op artikel 1, lid 1, sub e, juncto artikel 15 en op artikel 12, lid 2, Wna.

Naar de mening van klager hoeft hij niet te beschikken over alle dossiers, maar wel over de dossiers die zijn vermeld op de lijst die op in februari 2007 aan de notarissen is overhandigd. Verder geeft klager aan dat het in het belang van cliënten is en van een goede notariële ambtsbediening, dat de afspraak over afgifte van dossiers binnen enkele dagen na het opvragen van een dossier wordt nagekomen.

Met betrekking tot de derdengelden wijst klager er op dat op 4 april 2007 de afspraak is gemaakt dat de notarissen in totaal € 48.000,00 in depot zullen storten bij een notaris. Klager geeft aan dat er echter geen depotverklaring is opgemaakt en dat er ook geen storting heeft plaatsgevonden.

In een brief van 11 oktober 2007 meldt klager dat door hem een eerste concept depotovereenkomst is gemaakt. De notarissen hebben met name een wijziging voorgesteld met betrekking tot de vrijval van het gereserveerde bedrag op 4 april 2012. Klager kan niet inzien waarom het bedrag op die datum  geheel zou toekomen aan de notarissen. Naar de mening van klager komt hem 1/3 deel toe.

Voorts heeft klager aangegeven dat niet op juiste wijze wordt omgegaan met de behandeling van de boedel < D >. Bij brief van 29 oktober 2007 is echter aangegeven dat dit onderdeel van de klacht niet langer wordt gehandhaafd. Dit klachtonderdeel zal daarom verder onbesproken zal blijven.

In een schrijven van 6 november 2007 is namens klager uitgelegd dat het praktisch en juridisch zo is dat dossiers en akten tezamen een onlosmakelijk geheel vormen. Daarbij is aangegeven dat klager aanvankelijk ten onrechte heeft aangenomen dat de dossiers deel zouden uitmaken van een gemeenschap tussen hem en zijn voormalige associés. In de overeenkomst van 4 april 2007 is onbedoeld een met artikel 22 Wna strijdige situatie gecreëerd.

De notarissen stellen zich op het standpunt dat klager niet ontvankelijk is omdat ingevolge de overeenkomst van 4 april 2007 geschillen kunnen worden voorgelegd aan de voorzitter van de Kamer of aan de rechtbank en derhalve niet aan de Kamer van toezicht.

Inhoudelijk hebben de notarissen met betrekking tot de dossiers aangegeven dat de dossiers waarin uitsluitend door klager is gewerkt, zo spoedig mogelijk op verzoek worden overhandigd. De notarissen wijzen hierbij op de afspraak in de overeenkomst van 4 april 2007. Verder geven de notarissen aan dat een groot aantal dossiers is afgegeven, maar dat enkele dossiers niet zijn afgegeven omdat die al eerder waren opgevraagd, of omdat er geen opdrachtformulier is verstrekt, of omdat cliënt dat niet wil, of omdat het dossier niet te vinden is.

Voor zover het gaat om de depotstorting zijn de notarissen van mening dat daartoe eerst kan worden overgegaan nadat overeenstemming is bereikt over een depotovereenkomst. De notarissen geven hierbij aan dat zij van klager een concept hebben ontvangen op 27 juli 2007, dat zij daar op hebben gereageerd en daarna geen reactie meer hebben ontvangen van klager.

Voorts is door de notarissen gewezen op een brief van 17 september 2007 inzake het depot en een brief van 19 september 2007 inzake de dossiers. Tot slot hebben de notarissen nog bij schrijven van 21 november 2007 verduidelijkt dat conform de overeenkomst van 4 april 2007 wordt gehandeld en dat voor zover het gaat om de depotovereenkomst geen reactie van klager is ontvangen.

5    Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Met betrekking tot de vraag of de klacht ontvankelijk is overweegt de kamer het volgende. In de overeenkomst van 4 april 2007 zijn klager en de notarissen overeengekomen dat geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst dan wel anderszins verband houden met de dissociatie zullen worden voorgelegd aan de voorzitter van de Kamer van Toezicht of aan de rechtbank Almelo.

Naar de mening van de notarissen leidt dit deel van de overeenkomst tot de slotsom dat de klacht van klager niet-ontvankelijk is.

Voor zover de notarissen daarmee van mening zijn dat dit zonder meer klachtbehandeling door de Kamer uitsluit volgt de Kamer de notarissen niet. Immers het domein van het klachtrecht is niet gelijk aan dat van geschillenbeslechting voortvloeiende uit de overeenkomst van 4 april 2007.

Het voorgaande neemt niet weg dat de Kamer van oordeel is dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klachten voor zover hij daarmee heeft beoogd de overeenkomst van 4 april 2007 “open te breken” of te wijzigen. Een ontbinding, vernietiging of wijziging van de overeenkomst kan in onderling overleg of door tussenkomst van de civiele rechter tot stand komen.

Ten overvloede overweegt de Kamer dat meergenoemde overeenkomst naar haar oordeel niet strijdig is met het bepaalde in de Wna. In de door klager beëindigde maatschapsovereenkomst is een zogenaamd verblijvingsbeding opgenomen op grond waarvan het protocol en de “overige notariële bescheiden” na de beëindiging bij de notarissen verbleven. Het is verstandig dat partijen in de overeenkomst van 4 april 2007 nadere afspraken hebben gemaakt waardoor klager kan beschikken over die dossiers waarin alleen hij als notaris werkzaamheden heeft verricht.

Niet is komen vast te staan dat de notarissen niet handelen en niet hebben gehandeld conform de gemaakte werkafspraken.

In aanvulling daarop stelt de Kamer vast: dat de notarissen ter zitting hebben aangegeven dat niet alles te vinden is en dat het tijdsbeslag voor het opzoeken van dossiers niet gering is, dat klager heeft aangegeven dat het niet gaat om alle dossiers vanaf 1992 maar om voor hem relevante dossiers en verder dat tussen partijen in confesso is dat het moet gaan om dossiers waarin alleen klager als notaris heeft gewerkt. Deze vaststellingen zouden voor partijen het uitgangspunt moeten zijn om tot een verdere wat meer gedetailleerde werkafspraak te komen over het opvragen en overdragen van dossiers.

Voor zover het gaat om de depotovereenkomst is klager van mening dat deze ten onrechte niet eerder is opgemaakt en bovendien dat een volledige toedeling aan de notarissen bij vrijval niet juist is.

Op basis van de door partijen overgelegde stukken, alsmede hetgeen ter zitting is verklaard, stelt de Kamer vast dat er inmiddels een concept is opgesteld door klager en dat de notarissen daarop hebben gereageerd. Het is duidelijk dat klager het niet juist vindt dat de notarissen geen aangepast concept hebben gemaakt maar hebben gewacht op een door klager opgemaakt concept. Hoewel klager naar het oordeel van de Kamer in algemene zin terecht heeft aangegeven dat eerdere actie of een signaal van de notarissen voor de hand zou hebben gelegen, is in dit specifieke geval waarin enkele afspraken zijn gemaakt en verder kennelijk vooral niet rechtstreeks wordt gecommuniceerd en niet is gebleken van een afspraak over degene die de overeenkomst opmaakt, geen sprake van klachtwaardig handelen door de notarissen.

Met betrekking tot de inhoud van de depotovereenkomst is de Kamer van oordeel dat de notarissen niet klachtwaardig hebben gehandeld door aanvankelijk voor te staan dat het bedrag aan de notarissen zou toekomen bij vrijval. Bovendien is uit de brief van 17 september 2007 van de notarissen en hetgeen ter zitting is verklaard gebleken dat zowel klager als de notarissen uitgaan van een verdeling van elk 1/3 deel bij de vrijval van het depotbedrag.

Gelet op het voorgaande is de klacht niet-ontvankelijk voor zover deze handelt over de inhoud en het al dan niet wijzigen van de overeenkomst van 4 april 2007.

Verder is niet gebleken van klachtwaardig handelen door de notarissen en is de klacht ongegrond.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

6           Beslissing

De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo

-        verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover het gaat om de inhoud en wijziging van de overeenkomst van 4 april 2007;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. F.M.J. Mulder, mr. H.W.C. Spijkerboer, mr. H.J. Vos en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 13 december 2007.