ECLI:NL:TNOKALM:2007:YC0210 Kamer van toezicht Almelo 01 07 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2007:YC0210
Datum uitspraak: 07-06-2007
Datum publicatie: 15-07-2009
Zaaknummer(s): 01 07 Wna
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De Kamer is met de notaris van oordeel dat toen hij het notariskantoor van klager als oud-notaris overgedragen heeft gekregen, het niet de zorgplicht van de notaris was om te controleren of voorafgaand aan die overdracht door of onder de verantwoordelijkheid van de oud-notaris fouten zouden zijn gemaakt met een bepaalde post van de derdengelden.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak:           01 07 Wna

                       UITSPRAAK

inzake:                   < naam >,

                             wonende te < plaatsnaam >,

klager,

tegen:                    < naam > ,

                             notaris te < plaatsnaam >,

                             hierna te noemen de notaris.

1           Verloop van de procedure

Bij brief van 31 december 2006 heeft klager een klacht ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer.

            De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 19 januari 2007. Klager heeft gerepliceerd bij brief van 14 maart 2007.

De klachtzaak is ter zitting van 29 maart 2007 behandeld. De mondelinge behandeling heeft op verzoek van klager plaatsgevonden tezamen met de behandeling van de klachtzaak met het kenmerk 15 06 Wna van de < naam > tegen klager, die oud-notaris is. Na de mondelinge behandeling zijn de klachtzaken weer gescheiden. Klager is in persoon verschenen tezamen met zijn raadsman. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met zijn raadsman.

2           Toetsingskader

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

3                     Feiten

Gelet op hetgeen klager en de notaris over en weer hebben verklaard en gelet op door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

·         Klager is tot < datum > werkzaam geweest als notaris te < plaatsnaam >.

·         Ten tijde van het fungeren van klager als notaris, was < A > een medewerker van de notaris.

·         Het protocol van de oud-notaris is overgegaan naar < de notaris >.

·         < A > is op en na 1 juni 1999 werkzaam gebleven bij het notariskantoor, vanaf dat moment notariskantoor < naam >.

·         Op 26 februari 1996 heeft < B > onroerend goed verkocht en geleverd via het kantoor van de oud-notaris.

·         De ontvangen koopsom ad fl. 134.982,37 is op verzoek van < B > gestort op de derdengeldenrekening van de oud-notaris.

·         Van het tegoed van < B > op de derdengeldenrekening zijn in 1996 bedragen overgemaakt naar de rekening van < A >. Er is op die wijze in totaal fl. 80.000,= overgemaakt met het betalingskenmerk lening < B >.

·         Op 14 mei 1996 is ten laste van het tegoed van < B > op de derdengeldenrekening een bedrag van fl. 50.000 in contanten opgenomen bij een wijkkantoor van de < naam bank > te < plaats >.

·         Ten tijde van de overname van de notarispraktijk heeft < de notaris > op basis van de crediteurenlijst een bedrag ad fl. 10.025,25 aan < B > overgemaakt. Genoemd bedrag is samengesteld uit het restant van het depot van < B > (fl. 4.982,37), een aflossing door < A > (fl. 3.000,=) en door  < A >betaalde rente (fl. 2.042,88).

·         In 2005 heeft de raadsman van < B > aan de KNB gevraagd om te bemiddelen inzake de betaling door de oud-notaris van de voormelde geleende bedragen en het voormelde contant opgenomen bedrag aan < B >, omdat deze leningen en opname zonder zijn toestemming ten laste van zijn saldo op de derdengeldrekening van destijds de oud-notaris zijn verricht.

·         Op 24 maart 2006 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en de notaris en van de zijde van de KNB, < namen >.

4           Standpunten

De klacht komt op het volgende neer. Klager stelt dat:

1.         de notaris ten tijde van de overname van de notariële praktijk de post derdengelden < B > onvoldoende heeft gecontroleerd.

2.         de notaris zich ten tijde van de bespreking op 24 maart 2006 kwetsend jegens klager heeft opgesteld door hem voor “leugenaar” uit te maken.

3.         de notaris ten onrechte het handelen van zijn medewerker < A > sanctioneert en het dienstverband handhaaft.

De notaris stelt zich op het standpunt dat hij ten aanzien van < B > correct heeft gehandeld met het overmaken van het bedrag op de crediteurenlijst per 1 juni 1999. Bovendien was het primair de verantwoordelijkheid van klager om bij de overdracht van het notariskantoor aan de notaris er voor zorg te dragen dat de post derdengelden < B > correct in de boekhouding van het kantoor vermeld was. Het gaat niet aan om daar waar klager als oud-notaris in verzuim is gebleven jegens < B >, de notaris te verwijten dat hem dit bij een controle niet is gebleken.

Voor zover het gaat om de bespreking op 24 maart 2006 geeft de notaris aan dat hij op enig moment heeft gezegd “dat lieg je”. Het ging daarbij om de vraag of er wel of niet kopieën van schuldbekentenissen aan klager beschikbaar waren gesteld. De notaris geeft aan dat hij niet de opzet heeft gehad klager te beledigen. De notaris betreurt de ongelukkige woordkeuze.

Met betrekking tot het voortduren van de dienstbetrekking van < A > is de notaris van mening dat klager dienaangaande geen klachtrecht heeft. Het betreft de arbeidsrelatie tussen de notaris en zijn medewerker. Bovendien bestaat er volgens de notaris inhoudelijk geen goede grond voor het moeten beëindigen van de arbeidsrelatie.

5           Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

De Kamer is met de notaris van oordeel dat toen hij het notariskantoor van klager als oud-notaris overgedragen heeft gekregen, het niet de zorgplicht van de notaris was om te controleren of voorafgaand aan die overdracht door of onder de verantwoordelijkheid van de oud-notaris fouten zouden zijn gemaakt met de post derdengelden < B >. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond, nog afgezien van de vraag of dit klachtonderdeel niet buiten de termijn van artikel 99 twaalfde lid Wna is ingesteld.

Met betrekking tot de vraag of de notaris zich tijdens de bespreking op 24 maart 2006 zodanig gedragen heeft dat dit in strijd is met de waardigheid van het notarisambt overweegt de Kamer dat artikel 98 Wna met name ziet op werkzaamheden van de notaris in het ambt van notaris. Dit brengt echter niet met zich dat gedragingen of werkzaamheden van de notaris, welke niet notarieel van aard zijn, geheel buiten de beoordeling van de Kamer liggen. Het is mogelijk dat de notaris buiten zijn ambtswerkzaamheden zodanig handelt dat dit tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen oplevert.

Het is duidelijk dat klager en de notaris verschillen van inzicht over een aantal aspecten die te maken hebben met de vordering van < B >. Ook is het duidelijk dat dit enige emotie heeft opgeroepen, welke er toe heeft geleid dat de notaris op enig moment tegen klager heeft gezegd “dat lieg je” of woorden van gelijke strekking. Naar het oordeel van de Kamer moet een dergelijke opmerking binnen de context van de bespreking worden gezien en is van belang dat de notaris heeft aangegeven dat hij niet bedoeld heeft klager te beledigen en dat hij zijn woordkeuze achteraf betreurt. De Kamer is van oordeel dat de notaris weliswaar niet juist heeft gehandeld, maar dat deze gedraging mede gelet op de context van onvoldoende gewicht is om als klachtwaardig aan te kunnen merken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Tenslotte is de Kamer van oordeel dat klager aan de Wet op het notarisambt geen klachtrecht kan ontlenen ten aanzien van het handhaven van de arbeidsrelatie door de notaris met zijn medewerker     < A >. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Beslist wordt derhalve als volgt.

6           Beslissing

            De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo

-          wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. Van Eerden, J.E. Huisman, mr. H.W.C. Spijkerboer en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2007.

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Afschrift verzonden: 8 juni 2007