ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0282 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.392

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0282
Datum uitspraak: 19-06-2007
Datum publicatie: 17-07-2009
Zaaknummer(s): 2006.392
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Executie van een terugvorderingsbesluit van een gemeente.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 19 juni 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 392.2006 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 5 september 2006 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Naar daartoe verleend uitstel heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief met bijlagen van 16 november 2006 op de klacht gereageerd.

De gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter zitting van 3 april 2007 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief met bijlagen van 19 april 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een nadere reactie gegeven op hetgeen door klaagster ter zitting naar voren is gebracht.

Bij brief van 4 april 2007 is klaagster in de gelegenheid gesteld te reageren op de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 april 2007

De uitspraak is bepaald op 19 juni 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      In opdracht van de gemeente [     ] heeft de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 14 augustus 2006 aan klaagster betekend een door de Gemeentelijke Sociale Dienst te [     ] ten laste van klaagster uitgevaardigd terugvorderingsbesluit inzake een aan klaagster verstrekte lening in het kader van bijzondere bijstand.

b)      Bij brief van 16 augustus 2006 heeft klaagster bij de gemeente bezwaar gemaakt tegen het uitgevaardigde terugvorderingsbesluit. De ontvangst van die brief is door de gemeente [     ] op 25 augustus 2006 bevestigd.

c)      Bij brief van 31 augustus 2006 heeft de gemeente [     ] klaagster in antwoord op haar brief van 16 augustus 2006 medegedeeld dat zij tegen de betekening van het dwangbevel in verzet kon gaan bij de rechtbank.

d)      Bij brief van 4 september 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een concept-faillissementsaanvraag toegezonden.

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder zich ten onrechte te mengen in een onderhandeling en schikkingprocedures. Klaagster voert aan dat zij tegen het terugvorderingsbesluit bezwaar heeft aangetekend bij de gemeente [     ] en een bevestiging heeft ontvangen dat de termijn voor afhandeling zes weken bedraagt. Op grond van de BBZ (kennelijk bedoelt klaagster de Wet Werk en Bijstand; toevoeging Kamer) is het mogelijk voor de verleende bijzondere bijstand kwijtschelding te verkrijgen. Op 27 september 2006 is daarvoor een hoorzitting vastgesteld. Daarnaast heeft zij een aanvraag lopen voor een schuldsanering waardoor een faillissementsaanvraag tijdelijk niet in aanmerking komt. Ter zitting heeft klaagster hieraan toegevoegd dat zij bij de gemeente is geweest en aan de balie met door de gerechtsdeurwaarder genoemde ambtenaar heeft gesproken die haar heeft medegedeeld niets van een aanvraag faillissement te weten.

2.2 Daarnaast acht klaagster het onterecht en beledigend dat de gerechtsdeurwaarder uitlatingen doet als:"Het is terecht dat je geen uitkering krijgt." Ter zitting heeft klaagster hieraan toegevoegd dat de gerechtsdeurwaarder die opmerking heeft gemaakt naar aanleiding van haar mededeling dat zij tegen de vordering van de gemeente bezwaar had gemaakt en de vordering niet kon betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop medegedeeld dat klaagster een uitkering aan kon vragen. Klaagster heeft daarop geantwoord dat de gemeente haar gelet op gebeurtenissen die zich in het verleden hebben voorgedaan geen uitkering wenste te verstrekken waarop de gerechtsdeurwaarder de gewraakte uitlating heeft gedaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zij van de gemeente [     ] opdracht heeft gekregen tot tenuitvoerlegging van een ten laste van klaagster uitgevaardigd dwangbevel over te gaan. Daar zowel bij de gemeente als haar kantoor geen verhaalsmogelijkheden bekend waren en er meerder zaken ter incassering tegen klaagster in behandeling waren, heeft zij klaagster in overleg met (een medewerker van) de gemeente een concept faillissements-aanvraag doen toekomen in de hoop dat  klaagster hierop zou reageren en een betalingsvoorstel zou doen. Het gesprek met de medewerker van de gemeente vond plaats op 30 augustus 2006. Deze deelde mede van klaagster een brief te hebben ontvangen, welke brief  door de gemeente is beantwoord op 31 augustus 2006. Klaagster is medegedeeld dat zij in verzet kon gaan tegen het dwangbevel, hetgeen klaagster niet heeft gedaan.

3.2 Naar aanleiding van de door klaagster ter zitting nader gegeven toelichting heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 19 april 2007 een brief overgelegd van de betrokken gemeenteambtenaar waarin deze bevestigt dat in het kader van de te volgen procedure gesproken is over het aanvragen van een faillissement. Ten aanzien van de door klaagster gewraakte uitlating heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat zij klaagster heeft geadviseerd een uitkering aan te vragen. Toen klaagster daarop antwoordde dat zij daarvoor niet in aanmerking kwam, heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de gemeente dan van mening zal zijn dat zij geen recht op een uitkering heeft.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder betaamt.

Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Nu het terugvorderingsbesluit is betekend door de gerechtsdeurwaarder en deze ook verweer heeft gevoerd wordt zij aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.2 Dat is hier niet het geval. Een gerechtsdeurwaarder heeft de plicht om als hij daarom wordt verzocht een in executoriale vorm afgegeven terugvorderingsbesluit te executeren. Tegen de executie van het terugvorderingsbesluit kan verzet worden aangetekend bij de rechtbank in de vorm van een executiegeschil bij de voorzieningenrechter. Dat kwijtschelding kan worden verkregen, staat niet aan de executie in de weg. Een aanvraag tot schuldsanering evenmin. Uit de door de gerechtsdeurwaarder nader overgelegde stukken blijkt dat in het kader van de te volgen procedure met een medewerker van de gemeente is gesproken over het aanvragen van een faillissement. Klaagster is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren hetgeen zij niet heeft gedaan. Het eerste klachtonderdeel stuit hierop af.

4.3 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij communiceert op een wijze die in het algemeen als passend en fatsoenlijk mag worden beschouwd. Uit hetgeen daaromtrent over een weer is aangevoerd en door klaagster na daartoe in de gelegenheid gesteld, niet is bestreden, is niet aannemelijk geworden dat de door klaagster gewraakte opmerking is gemaakt.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. M.M. Beins en M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.