ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0280 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.475

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0280
Datum uitspraak: 19-06-2007
Datum publicatie: 17-07-2009
Zaaknummer(s): 2006.475
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onvoldoende voortvarend optreden bij de execuite van een vonnis. Onvoldoende op de hoogte stelle van de voortgang in het dossier. De Kamer oordeeld dat de klachten gegrond zijn maar legt geen maatregel op.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 19 juni 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 475.2006 van:

De besloten vennootschap [     ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde mr. [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde mr.[     ].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 11 oktober 2006 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen van 17 november 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 8 mei 2007 alwaar klaagster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 juni 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 11 mei 2005 door de kantonrechter te [     ] ten gunste van klaagster gewezen vonnis.

b)      Bij exploot van 16 juni 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder voormeld vonnis aan de debiteur van klaagster betekend.

c)      Bij brief van 24 juni 2005 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht tot executie van het vonnis over te gaan en passende beslagmaatregelen te treffen.

d)      Bij brief van 19 juli 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster om nadere instructies verzocht.

e)      Bij brief van 13 februari 2006 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht tot beslaglegging op en verkoop van de inboedel en de auto van de debiteur over te gaan.

f)        Bij brief van 14 februari 2006 deelde de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster onder meer mede dat gelet op de totale schuld van de debiteur ad € 1.000.000 en het feit dat betrokkene op korte termijn de schuldsanering in zou gaan, het hem niet verstandig leek meer kosten te maken.

g)      Bij brief van 27 februari 2006 heeft de advocaat van klaagster zijn verzoek als gedaan bij brief van 13 februari 2006 herhaald.

h)      Bij exploot van 16 maart 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op roerende zaken van de debiteur gelegd hetgeen hij bij brief van 18 april 2006 aan de advocaat van klaagster heeft medegedeeld.

i)        Bij brief van 9 mei 2006 heeft de advocaat van klaagster zich bij de gerechtsdeurwaarder samengevat beklaagd over de trage gang van zaken die hij laakbaar acht.

j)        Bij brief van 9 mei 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster onder meer geschreven dat de kosten van de verkoop van de inbeslaggenomen zaken hoger zouden zijn dan de opbrengsten en heeft hij instructies verzocht.

k)      Bij brief van 1 juni 2006 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht beslag te leggen op de uitkering van de debiteur.

l)        Bij brief van 12 juni 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster medegedeeld dat de rechtbank de Wet schuldsanering natuurlijke personen ten aanzien van de debiteur van toepassing had verklaard.

m)    Bij brief van 27 juli 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster zijn einddeclaratie gezonden ad € 135,48.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze zich onvoldoende slagvaardig heeft opgesteld bij de executie van het vonnis. Hij heeft zich door de bedrijfsadviseur van de debiteur aan het lijntje laten houden. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder tevens dat deze haar onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van het verloop van het dossier en zeven maanden niets van zich heeft laten horen. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder gelet op alle feiten en omstandigheden ten onrechte heeft getalmd en haar in het ongewisse heeft gelaten. 

3 Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klachten bestreden. Hij heeft aangevoerd dat de penibele financiële situatie van de debiteur, waarvan klaagster op de hoogte was, een snelle afhandeling van het dossier heeft verhinderd. Door zijn kantoor is steeds contact gehouden met de bedrijfsadviseur van de debiteur. Nu reeds van aanvang duidelijk was dat de schulden van de debiteur torenhoog waren, was het maken van executiekosten onverantwoord, temeer daar door de debiteur het traject van het aanvragen van schuldsanering gevolgd is. De debiteur woonde in een huurhuis waarin zich een eenvoudige inboedel bevond. Het executeren daarvan zou enkel kosten met zich hebben meegebracht en geen baten. Hij heeft klaagster daarmee behoed voor het maken van onnodige kosten. Zoals te verwachten was is de debiteur toegelaten tot de schuldsanering. Blijkens opgave van de bewindvoerder is er een schuldenlast ad € 250.000,00. Die schulden zijn overwegend ontstaan ten tijde van het voeren van de vennootschap, hetgeen aan klaagster bekend was.

3.2 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat tussen augustus 2005 en januari 2006 niet met de opdrachtgever is gecorrespondeerd. Uiteraard was het correct geweest de gemachtigde van klaagster tussentijds te informeren. Gedurende die maanden zijn door zijn kantoor wel acties ondernomen. Van stilzitten is geen sprake geweest. Klaagster heeft twee keer aangedrongen  op beslag roerende zaken. Klaagster heeft overigens afgezien van verkoop van de inbeslaggenomen roerende zaken in verband met de te verwachten geringe opbrengst. Gezien de aan het dossier bestede tijd, heeft hij tegen gemodereerd tarief afgerekend, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4. Beoordeling van de klacht

4.1  Uit de stukken en hetgeen ter zitting nog verder naar voren is gebracht, is de Kamer het volgende gebleken. Bij brief van 19 juli 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster op de hoogte gesteld van het contact dat de bedrijfsadviseur van de debiteur met hem had opgenomen. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder in die brief medegedeeld dat de woning niet in eigendom aan de debiteur toebehoorde, dat de inboedel weinig zou voorstellen en heeft de gerechtsdeurwaarder om instructies verzocht. Hierop is geen instructie van de gemachtigde van klaagster gekomen. Eerst op 13 februari 2006 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht tot beslaglegging op en verkoop van de inboedel van de debiteur van klaagster over te gaan. Aangezien een gerechtsdeurwaarder, voor zover dat gezien de aard van de opdracht redelijk is, gehouden is de opdrachtgever (tussentijds) te informeren over de uitvoering van de opdracht, had het wel op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen de gemachtigde op de hoogte te houden van zijn contacten met de bedrijfsadviseur van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft ook toegegeven dat het correct was geweest klaagster  te informeren. De klacht is in zoverre terecht voorgesteld.

4.2 De gerechtsdeurwaarder is gelet op de expliciete opdracht als gedaan in de brieven van 13 en 26 februari 2006, naar het oordeel van de Kamer ook onvoldoende voortvarend opgetreden bij het leggen van beslag op roerende zaken en verkoop daarvan. De gerechtsdeurwaarder kan zich daarbij niet verschuilen achter het feit dat de kans van slagen gezien de positie van de debiteur van meet af aan gering is geweest. De stelling van de gerechtsdeurwaarder dat het leggen van beslag onnodige kosten met zich mee had gebracht wegens de te verwachten geringe opbrengst en omdat hem reeds bekend was dat de debiteur op korte termijn tot de WSNP zou worden toegelaten, neemt niet weg dat hij gehouden was te voldoen aan de uitdrukkelijke opdracht.. De schuldsanering is bovendien eerst in juni 2006 uitgesproken. Ook dit onderdeel van de klacht is terecht voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande dient de klacht dan ook gegrond te worden verklaard. De Kamer acht geen termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. M.M. Beins en J. Smit, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.