ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0275 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.529

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0275
Datum uitspraak: 19-06-2007
Datum publicatie: 17-07-2009
Zaaknummer(s): 2006.529
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Berekenen kosten slotenmaker terwijl klager thuis was en de deur geopend heeft. De Kamer overweegt dat er slechts aanleiding bestaat om een slotenmaker mee te nemen als na een eerdere vergeefse beslagpoging opnieuw beslag wordt aangekondigd  en tevens wordt medegedeeld dat een slotenmaker aanwezig zal zijn. Uit de stukken blijkt niet dat een dergelijke aankondiging is gedaan. De kosten van de slotenmaker hadden dus niet aan klager in rekening mogen worden gebracht. De Kamer acht dit temeer laakbaar aangezien deze gang van zaken gebruikelijk is binnen de praktijk van deze gerechtsdeurwaarder. Klacht gegrond. Het Gerechtshof komt gegrondverklaring met een onderdeel minder en legt een mindere maatregel op (LJN: BC2864).

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 19 juni 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 529.2006 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[    ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 22 november 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen van 18 december 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij brief met bijlagen van 3 mei 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder aanvullende stukken ingebracht.

De klacht is behandeld ter zitting van 8 mei 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 juni 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een door de officier van justitie te Leeuwarden tegen klager uitgevaardigd dwangbevel.

b)      Nadat de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel op 29 maart 2005 had betekend, heeft klager geschreven dat hij hooguit bereid was de oorspronkelijke sanctie te betalen, omdat hij de initiële sanctie noch de aanmaningen had ontvangen.

c)      Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 11 april 2005 meegedeeld dat hij in verzet was gegaan. De gerechtsdeurwaarder heeft klager gevraagd een kopie van het verzetschrift toe te sturen. Klager heeft dit geweigerd.

d)      Op 18 april 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag op roerende zaken gelegd.

e)      Bij brief van 27 april 2005 heeft het CJIB de gerechtsdeurwaarder bericht dat de hoofdsom was betaald.

f)        Bij brief van 10 mei 2005 heeft het CJIB de gerechtsdeurwaarder bericht dat klager op 27 april 2005 in verzet was gegaan met het verzoek de executie te schorsen.

g)      Op 6 april 2006 heeft het CJIB de gerechtsdeurwaarder bericht dat het verzet ongegrond was verklaard en hem verzocht de executie voort te zetten.

h)      Klager heeft een betalingsregeling verzocht, die door de gerechtsdeurwaarder is afgewezen omdat het voorgestelde bedrag te laag was.

i)        Door de gerechtsdeurwaarder is op 12 oktober 2006 opnieuw beslag op roerende zaken gelegd, waarna de vordering door klager uiteindelijk is voldaan.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze in strijd heeft gehandeld met de artikelen 1, 4, 8, 10 en 12 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. Klager verwijt het de gerechtsdeurwaarder met name dat deze:

1.      nodeloos kosten heeft veroorzaakt, ook door het treffen van executiemaatregelen gedurende de periode van het verzet;

2.      alleen bereid was de executie te schorsen als hij een kopie van zijn verzetschrift zou toesturen;

3.      niet bereid was om zijn betalingsvoorstel te accepteren.  

4.      ten onrechte kosten van de slotenmaker heeft berekend terwijl die niet aanwezig is geweest bij de beslaglegging;

5.      van de ene op de andere dag (23 en 24 oktober 2006) een bedrag van € 239.82 aan het verschuldigde heeft toegevoegd, zonder aan te geven waarom;

6.      op 22 november 2006 in een advertentie de openbare verkoop heeft aangekondigd op 23 november 2006, terwijl klager de gelegenheid had om uiterlijk 23 november 2006 te betalen.

Klager verzoekt hem een schadevergoeding toe te kennen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Hij heeft samengevat aangevoerd dat klager ruimschoots de tijd heeft gehad tot betaling van het verschuldigde over te gaan of een passende betalingsregeling te treffen. Klager is pertinent weigerachtig geweest de vordering te voldoen en heeft geen gehoor willen geven aan de raadgevingen zowel ten aanzien van het verzet als de betalingsregeling. Klager is blijven steken in het herhalen van dezelfde bezwaren. Het beslag op roerende zaken heeft uiteindelijk tot betaling geleid.

4. Beoordeling van de klacht

4.1  Klager verwijt het de gerechtsdeurwaarder dat hij een kopie van het verzetschrift wilde ontvangen, alvorens tot schorsing van de executie te willen overgaan. Dit is naar het oordeel van de Kamer niet tuchtrechtelijk laakbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft hiervoor in zijn brief van 21 april 2005 onder meer meegedeeld dat bij het CJIB op 20 april 2005 nog steeds niet bekend was dat klager in verzet was gegaan tegen het dwangbevel. Gelet op de inhoud van de brief van 10 mei 2007 van het CJIB aan de gerechtsdeurwaarder is niet gebleken dat klager eerder dan op 27 april 2005 in verzet is gekomen. De executie is daarna door de gerechtsdeurwaarder geschorst. Hieruit volgt dat de kosten van beslaglegging op 18 april 2005 niet nodeloos zijn gemaakt. Klachtonderdelen 1. en 2. dienen ongegrond te worden verklaard.

4.2 Hetzelfde geldt voor klachtonderdeel 3. Een schuldenaar is op grond van de wet zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Dit brengt derhalve mee dat een betalingsregeling slechts tot stand kan komen met toestemming van de schuldeiser, hier het CJIB. Dat die het door klager voorgestelde bedrag te laagvond, kan klager de gerechtsdeurwaarder niet verwijten. Een gerechtsdeurwaarder behoeft een afwijzing niet te motiveren.

4.4 Ter zitting en op grond van de stukken is weliswaar vast komen te staan dat op 12 oktober 2006 een slotenmaker aanwezig is geweest maar dat klager de deur heeft geopend en de gerechtsdeurwaarder toegang tot de woning heeft verleend. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij altijd een slotenmaker meeneemt op zijn route en de kosten derhalve standaard in rekening worden gebracht. De Kamer acht dit onzorgvuldig.

Er is slechts aanleiding om een slotenmaker mee te nemen als na een eerdere vergeefse beslagpoging opnieuw beslag wordt aangekondigd  en tevens wordt medegedeeld dat een slotenmaker aanwezig zal zijn. Uit de stukken blijkt niet dat een dergelijke aankondiging is gedaan. De kosten van de slotenmaker hadden dus niet aan klager in rekening mogen worden gebracht. De Kamer acht dit temeer laakbaar aangezien deze gang van zaken gebruikelijk is binnen de praktijk van deze gerechtsdeurwaarder, zoals blijkt uit eerdergenoemde verklaring van de gerechtsdeurwaarder. Klachtonderdeel 4 is daarom terecht voorgesteld.

4.5 Hetzelfde geldt voor klachtonderdeel 5. Eerst ter zitting is gebleken dat het verschil van het in het proces-verbaal van 23 oktober 2006 vermelde bedrag ad € 469,83 en het bedrag ad € 709,65 in de brief aan klager van 24 oktober 2006 onder meer is gelegen in het feit dat aan klager tweemaal de kosten van aanplakking van de openbare verkoop in rekening zijn gebracht. Ook dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.6 Dat klager tot het laatste moment in de gelegenheid is gesteld te betalen staat niet aan aanplakking van een openbare verkoop in de weg. Publicatievoorschriften die gelden bij een executoriale verkoop van roerende zaken (aanplakking en het plaatsen van een advertentie) zijn gebonden aan in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering vermelde termijnen. Klachtonderdeel 6 is daarom tevergeefs voorgesteld.

4.7 Het  verzoek om een schadevergoeding kan reeds worden gepasseerd omdat daarvoor, zo daartoe al aanleiding zou zijn, in de onderhavige procedure geen plaats is.

5. De Kamer acht mede gelet op de tuchtrechtelijke maatregelen die eerder aan de gerechtsdeurwaarder zijn opgelegd termen aanwezig tot oplegging van na te melden maatregel over te gaan. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klachtonderdelen 4. en 5. gegrond,

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid bedoelde handelingen  of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;

-        verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. M.M. Beins en J. Smit, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.