ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0268 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.176verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0268
Datum uitspraak: 17-07-2007
Datum publicatie: 17-07-2009
Zaaknummer(s): 2007.176verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Gelijkluidende beslissing als in zaaknummer 160.2007

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 17 juli 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 176.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: mr. [     ],

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [     ]

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 20 maart 2007 (zaaknummer 103.2007) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht. Bij brief van 21 maart 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 2 april 2007 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juni 2007 alwaar de gemachtigden en [     ] zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 juli 2007. 

2. De gronden van het verzet

Klager kan zich niet verenigen met de uitspraak van de voorzitter. Niet is onderbouwd dat het door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte percentage gebruikelijk is. De in rekening gebrachte kosten staan in geen enkele verhouding tot de omvang van de verrichte werkzaamheden.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De beoordeling van de gronden van het verzet

4.1 In zijn inleidende klacht heeft klager de gerechtsdeurwaarders verweten dat zij bij de betekening van een door de Gemeente [     ] uitgevaardigd besluite tot terugvordering van verleende bijstand ten onrechte invorderingskosten in rekening hebben gebracht, omdat daarvoor geen titel aanwezig was. In het besluit is weliswaar vermeld dat indien het verschuldigde niet tijdig wordt terugbetaald, het verschuldigde zal worden verhoogd met alle op de invordering betrekking hebbende kosten, maar de gemeente heeft verzuimd expliciet te vermelden hoeveel de invorderingskosten bedragen. Het percentage, 15%, dat de gerechtsdeurwaarder heeft gehanteerd, is niet door de gemeente bepaald. Dat blijkt uit geen enkel stuk. Volgens de algemene voorwaarden die de gerechtsdeurwaarder hanteert, mag 5% worden berekend. Afwijkende afspraken zijn mogelijk, mits schriftelijk. Die zijn er niet. Het mag niet zo zijn dat een gerechtsdeurwaarder zelfstandig een percentage bepaalt. Volgens de gemeente doet hij dat wel. Bovendien betreft het in dit soort situaties mensen aan de onderkant van de samenleving. Ook volgens het rapport Voorwerk wordt de staffel lager bij hogere bedragen en de algemene voorwaarden kennen een maximum van

€ 750,00. 

4.2 De gerechtsdeurwaarders hebben verwezen naar hun verweerschrift. Het gehanteerde percentage is gebruikelijk. De gemeente bepaalt de hoogte van de kosten. Die afspraak is al twintig jaar oud. Klager had haar beklag daarover bij de gemeente moeten doen. Dit betreft zo’n afwijkende afspraak conform de algemene voorwaarden. Het betreft executiekosten waarvoor het Btag niet geldt. Het verzet is dus ongegrond.

4.3 Een besluit tot terugvordering van verleende bijstand is op grond van artikel 60 lid 3 van de Wet werk en bijstand (Wwb) een executoriale titel. Artikel 58 lid 4 Wwb maakt de gemeente bevoegd het bedrag van haar vordering te verhogen met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. De Kamer ziet voorshands aanleiding deze bepaling aldus uit te leggen dat de schuldenaar tot wie een uitvoerbaar verklaard besluit tot terugvordering is gericht en die het op de tenuitvoerlegging daarvan laat aankomen, in principe mede het wegens de tenuitvoerlegging verschuldigde honorarium van de daarmee belaste gerechtsdeurwaarder dient te voldoen. Deze uitleg past in het stelstel van het burgerlijk (proces)recht, waaraan het beginsel ten grondslag ligt dat degene die weigert in der minne aan zijn verplichtingen te voldoen, daartoe op zijn kosten van overheidswege kan worden gedwongen. Wel moet in het besluit met voldoende precisie zijn aangegeven, of daaruit kunnen worden afgeleid, welke kosten door de schuldenaar dienen te worden voldaan. De schuldenaar moet immers na lezing kunnen vaststellen welk geldsbedrag hij moet voldoen om (verdere) executie te voorkomen. Aan dit laatste voldoet het besluit niet. De gerechtsdeurwaarders hebben tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door invorderingskosten in rekening te brengen waarvan de omvang niet bepaald is in de titel die zij executeren.

4.4 De Kamer acht het verzet gegrond maar ziet geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel, omdat het onderwerp van de klacht niet eerder aan de Kamer is voorgelegd.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.