ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0225 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.346

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0225
Datum uitspraak: 24-04-2007
Datum publicatie: 20-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.346
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Diverse administratieve fouten in langlopend dossier.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 24 april 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 340.2006:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 31 juli 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen van 24 augustus 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 23 oktober 2006 heeft klager een reactie op het verweer gegeven.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2007.

Klager is verschenen en namens de gerechtsdeurwaarder is verschenen [     ].

De uitspraak is bepaald op 24 april 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Tegen klager is op 17 september 1991 door de kantonrechter te Zutphen een bevel tot betaling van fl. 2500,00 vermeerderd met rente en kosten uitgevaardigd. De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van dit bevel tot betaling.

b)      Op 29 juni 1993 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor op klagers uitkering.

c)      Uit een specificatie van de vordering blijkt dat per 3 juli 2003 een bedrag van € 486.35 resteerde.

d)      Nadat de gerechtsdeurwaarder het dossier op 18 augustus 2005 met zijn opdrachtgever heeft afgerekende heeft hij klager na ontdekking van een fout bij brief van 15 september 2005 onder meer geschreven:”In bovenstaande zaak breng ik het volgende onder uw aandacht. Een groot deel van de onderhavige vordering werd middels het gelegde beslag onder het UWV voldaan. In 2003 werd per abuis een bedrag ad  EURO 726,05 in mindering gebracht op de onderhavige vordering. Het resultaat hiervan is dat u voornoemd bedrag alsmede de bijkomende kosten nog aan mijn kleinte verschuldigd bent”

e)      Op 21 september 2005 heeft klager de gerechtsdeurwaarder geschreven dat de restantvordering begin januari 2003 € 478,02 bedroeg, gevraagd hoe het dan mogelijk was dat in 2003 € 726,05 is afgeboekt en verzocht om kopie van de gedane afboekingen in de afgelopen jaren.

f)        Bij brief van 14 november 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer medegedeeld dat in het dossier met nummer 80-27036 door hem EUR 2,232,25 is ontvangen en destijds door cliënte EUR 726,05 is ontvangen.

g)      Bij brief van 17 november 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer in antwoord op de e-mail van klager van 21 september 2006 geschreven:”U verwijst naar de opgave van 20 januari 2003. De restantvordering bedroeg toen € 478,02. Als gevolg van het derdenbeslag en de verdeling van de afgedragen gelden zijn er maandelijks echter ook afwikkelingskosten geboekt waarmee de vordering van Client is verhoogd. Het is dus, even afgezien van het feit dat het bedrag ad EUR 726,05 foutief is geboekt, niet zo dat er teveel door u zou zijn betaald. Ik zal de onderhavige vordering weer meenemen in het beslag.”

h)      Bij brief van 18 april 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer medegedeeld dat in dossier met nummer 84-25129901 nog een bedrag ad EUR 538,77 openstond.

i)        Bij brief van 24 mei 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klager wederom uitleg geven over het nog door hem verschuldigde bedrag.

j)        Bij brief van 7 juli 2006 heeft klager de gerechtsdeurwaarder er onder meer op gewezen dat naar zijn mening zijn administratie in deze zaak tekort is geschoten.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze hem in het desbetreffende dossier met nummer 84-25129901 (voorheen nummer 80-27.036) exceptioneel heeft laten betalen, terwijl hij het extreme verschil tussen de oorspronkelijke vordering en het totaal bedrag aan afboekingen op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt. Wat onder meer opvalt is dat op het moment van het beslag in 1993 de totale vordering € 628,94 bedroeg, welke vordering tot heden deel uitmaakt van het beslag, waarna volgens schrijven van de gerechtsdeurwaarder dertien jaar later nog een bedrag ad € 538,77 resteert. De afboekingssystematiek krijgt verder een merkwaardig karakter wanneer uit de brief van 14 november 2005 blijkt dat in dit dossier een bedrag ad € 2961,30 blijkt te zijn ontvangen. Derhalve een verschil ad €1168,87 tussen het bedrag van de vordering in eerste aanleg en het tot op dat moment afgeboekte bedrag.

In zijn reactie op het verweer van de gerechtsdeurwaarder heeft klager erop gewezen dat de gerechtsdeurwaarder telkens een bedrag aan executiekosten opvoert behalve in zijn verweerschrift. Als schuldenaar mag hij erop vertrouwen dat de door de gerechtsdeurwaarder verzonden correspondentie betrouwbaar en juist is. Tot drie keer toe zijn bedragen genoemd die naadloos op elkaar aansluiten  en thans zou hij moeten aannemen dat al die keren de vordering zonder executiekosten dus te laag zou zijn vastgesteld. Ook al zou de gerechtsdeurwaarder gelijk hebben dan is die vordering inmiddels verjaard en kunnen die kosten niet op klager worden verhaald. Vanaf het moment dat het beslag weer werd aangewend voor de onderhavige kosten blijken de kosten en de rente buitensporig te zijn gestegen.  Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder verplicht moet worden de inhoudingen over 2005 en 2006 voor een totaalbedrag ad € 683,99 aan hem terug te betalen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat een door zijn opdrachtgever gedane creditering ad € 726,05 door hem ten onrechte is aangezien als een betaling en als zodanig is geboekt. Dit is eerst in 2005 ontdekt waarna zijn opdrachtgever de vordering ter herincasso voor dit bedrag aan hem in handen heeft gesteld. De rente is na de herincasso in eerste instantie vastgezet op het bedrag dat in dit dossier in rekening was gebracht, vermeerderd met het ”te veel” ontvangen bedrag in dit dossier. Dit is echter niet de echte reden waarom de rente thans is berekend conform vonnis. Klager verwijst naar de specificatie van 6 december 1995. In die specificatie zijn abusievelijk geen boekings- en verdeelkosten opgenomen. In de specificatie van 6 februari 2002 wel. Die door klager wel verschuldigde kosten verklaren waarom de vordering is toegenomen in plaats van afgenomen. Bij bestudering van het dossier is de gerechtsdeurwaarder gebleken dat meer boekings- en verdeelkosten zijn berekend dan er afdrachten hebben plaatsgevonden. Waarschijnlijk als gevolg van het feit dat het beslag al vanaf 1993 loopt en er telkenmale nieuwe beslagen zijn bijgekomen die in de verdeling moesten worden opgenomen. Een en ander is inmiddels gecorrigeerd. Klager is per 21 augustus 2006 een bedrag ad € 558,65 verschuldigd. Gezien de ouderdom van het dossier heeft zijn cliënte zich bereid verklaard af te zien van verdere inhouding en genoegen te nemen met het tot dusver ontvangen bedrag. Het gaat te ver om aan klager nog andere bedragen terug te betalen, zoals klager ter zitting heeft aangevoerd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2  De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij een aantal fouten heeft gemaakt. Het is niet aan de Kamer om uit te maken wat de financiële consequenties daarvan zijn.

4.3 Er is naar het oordeel van de Kamer grond om tot het opleggen van een maatregel over te gaan. Hierbij wordt vermeld dat het de Kamer is opgevallen dat de post nasalaris procureur is opgevoerd, terwijl er geen procedure voor de rechtbank is gevoerd.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J.Smit, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.